17
ken, de aanteekeningen uit het reg.n°. 50 en met de aanschrijving
d.d. 9 Aug. 1916 n°. 70 H. en K„ en wijzigt zoo noodig de tenaam
stelling".
Voor zoover mij bekend, zijn er geen bewaringen in Nederland,
waar dit voorschrift letterlijk wordt opgevolgd, dat wil zeggen, dat
de overschrijvingsregisters opgeslagen worden ten einde deze met
de tenaamstelling in den staat 75 te vergelijken.
Toch is deze controle gewenscht, want bij de vernieuwing van
het reg. 69a van een niet groote plattelandsgemeente stuitte ik op
verschillende afwijkingen tusschen akte en kadastrale gegevens.
De organisatorische vraag, door wien dit onderzoek geschieden
moet, laat ik buiten bespreking. Wordt dit aan den landmeetkun
digen dienst opgedragen, dan is het niet voldoende art. 115 2e lid
te laten vervallen, maar zal ook art. 88 I.K. gewijzigd moeten wor
den. Dit artikel zou dan b.v. moeten luiden:
1. De tenaamstelling van een nieuw perceel in den staat n°. 75
berust op die van de oude perceelen, waaruit het is ontstaan, onder
inachtneming van:
a. de veranderingen, blijkende uit de overgeschreven stukken,
uit het reg. n°. 73 (successie) en de plaatselijke opnemingen:
b
Deze wijziging is noodig, omdat het in de praktijk niet mogelijk
is, in het register n°. 9 steeds letterlijk de woorden van de akte
over te nemen (zie art. 113 I.K.). Het wordt in den regel een uit
treksel en dat kan bezwaren opleveren. Hier komt bij, dat behalve
uit de omschrijving van het verkochte, meermalen uit de voorwaar
den indirect iets over de nieuwe grens af te leiden valt.
Indien de controle aan den landmeetkundigen dienst opgedragen
wordt, zal bij verschil tusschen de akte en het door de belangheb
benden aangewezen object op de reg. 9-kaart vermeld moeten
worden: ,,akte te rectificeeren" of de reden, waarom dit niet noodig
wordt geacht. Voor het geval, dat met den bewaarder van mee
ning verschild wordt over de vraag of de akte al of niet verbeterd
moet worden, zal een gedragslijn vastgesteld moeten worden.