RECHT EN ADMINISTRATIE.
De landmeter van het Kadaster en de domein
werkzaamheden.
Volgens artikel 69 van zijn Instructie moet de landmeter van
het Kadaster bij het opmeten van rivieroevers artikel 578 van het
B. W. in acht nemen, terwijl hij ingevolge artikel 88 van die I. K.
gehouden is, bij eigendomsveranderingen ontstaan als gevolg van
natuurlijke oorzaken, in zijn metingsstukken het wetsartikel te ver
melden, waarop die veranderingen berusten.
Met die natuurlijke oorzaken zullen vermoedelijk o.a. bedoeld zijn:
aanwas, opwas, afslag en overstuiving van grond. Niet alleen echter
de Instructie Kadaster, maar ook de voorschriften ter uitvoering
van hoofdstuk IV van de Rivierenwet (circulaire No. 2603), be
nevens de verdere delimitatiewerkzaamheden langs de Zuiderzee,
de Wadden, de meren en andere openbare wateren, noodzaken den
landmeter van het Kadaster studie te maken van de wettelijke be
palingen, waarnaar in zijn voorschriften verwezen wordt, en kennis
te nemen van de werkwijze, gevolgd bij den grensregelingsarbeid
ten behoeve van het Domein.
Behalve voor de richtige uitvoering van die voorschriften is die
kennis tevens noodig, om bij de delimitatiebesprekingen beslagen
voor den dag te komen, ten einde op de vele vragen welke door
de wederpartij gesteld worden, het juiste antwoord te kunnen geven.
In de eerste plaats komt voor nauwkeurige kennisneming in aan
merking het ook in hoofdstuk IV van de Rivierenwet genoemde
artikel 651 van het B.W., behelzende, dat de aanslijkingen en aan
wassen, welke natuurlijk, langzamerhand en ongemerkt aan de lan
den bij een loopend water gelegen aangroeien, ten voordeele van
de aangelanden komen.
Hierbij wordt dus vooreerst de eisch gesteld, dat het water,
waarin de aanwas ontstaat, loopend zij, zoodat in eerste instantie
(Lezing gehouden door den heer C. A. Feteris, ingenieur-verificateur
van het Kadaster te Arnhem, in de AJgemeene Vergadering van de
Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde op 8 October 1937.)