187
gevallen van natuurlijken aanwas géén sprake mag zijn. Zoodra er
namelijk langs de oevers van openbare wateren bodemverheffing in
het zicht komt, kunnen de aangelanden niet nalaten, door aanwas-
bevorderende werken de natuur te hulp te komen. Zooals bekend
is, bezinkt slib alleen in stilstaand water; zoolang het water nog in
beweging is, bezinkt er slechts zand of grint; langs lage kustge-
deelten en oevers ziet men daarom bij laag water de aangelanden
greppels graven en de uitgegraven specie op de tusschengelegen
akkers uitspreiden; in die greppels komt daarna het aangevoerde
water tot rust en heeft de slibafzetting plaats.
Elders tracht men door aanleg van dammen of slibvangers het
water tot stilstand te brengen en slibafzetting te bevorderen.
Langs de Geldersche Zuiderzeekusten treft men voorts geregeld
oppervlakten aan, welke als aanwas opgedischt worden, maar bij
nader onderzoek ontstaan blijken te zijn door volstorting met zand,
afkomstig van afgegraven duinheuvels; weer elders, vooral ter
weerszijden van haven- en vaargeulen, heeft aanplemping plaats
gehad met uitgegraven baggerspecie uit die geulen.
De landmeter zal in dergelijke gevallen verstandig doen bij het
qualificeeren van aanwassen niet te veel vertrouwen te hechten aan
inlichtingen van belanghebbenden.
Artikel 652 van het B.W. bevat bepalingen voor aanwassen
langs bevaarbare meren, zeestranden en benedenrivieren; deze aan
wassen moeten om ten voordeele van aangelanden te worden aan
gemerkt, aan dezelfde zooeven genoemde eischen van het vorige
artikel voldoen.
Voor het tenaamstellen van aanwassen kan dus de landmeter in
zijn metingsstukken de artikelen 651 en 652 van het B.W. vermel
den. Eenigszins moeilijker wordt de vraag, welk wetsartikel hij
moet aangeven bij afslag van grond; het woord afslag is namelijk
niet met name in het B.W. vermeld.
In geval van afslag beroept de Staat zich echter op artikel 646
van het B.W., luidende: de eigendom van stroomen en rivieren
brengt mede den eigendom van den grond, waarover het water
loopt; deze bepaling, in verband gebracht met de artikelen 577 en
578 van het B.W., kan geacht worden het afslagbegrip wettelijk te
beheerschen.
Zooals in het begin werd opgemerkt, moet de landmeter bij het
opmeten van oevers het zooeven genoemde artikel 578 van het