200
d.w.z. elk grenspunt moet in coördinaten kunnen worden bepaald:
het gebruik van polygonen is daartoe het meest geëigend.
In de periode van tachtig en negentig was men echter aan dit
inzicht nog niet toe; ook al ontbreekt elk spoor van een meetkun-
digen grondslag, het is bij ons thans toch wel gemeen goed, dat we
steeds dezelfde meetlijnen gebruiken, als dit maar even kan. Was
vroeger echter een hermeting voltooid, dan keek men niet meer om
naar veldaanteekeningen en vaste punten en men werkte genoeg
lijk door met de oude beproefde methode van inmeting in de kaart.
Nog in 1894 schrijft een collega in het Tijdschrift „dat men toch
niet kan vergen, dat de landmeter het benoodigde hermetingsveld-
werk meeneemt, om na te gaan, hoe de grenzen zijn opgenomen."
In 1899 schrijft J. Boon: Als de hermeting eener gemeente
heeft plaats gehad, zal de wijze, waarop de suppletoire metingen
geschieden, beslissen, of de kaarten nauwkeurig blijven of na ver
loop van tijd behept zullen zijn met dezelfde gebreken als de niet
hermeten kaarten."
En D e V o s zegt in zijn boek, dat ik al eerder aanhaalde, op
pag. 307 U bedenke, het is van 1902 „dat zoodra de her
meting is geëindigd, de waarde van de opgemaakte plans plotseling
sterk wordt verminderd, doordat de vaste uitgangspunten voor de
meting van het terrein verdwijnen."
In dezen tijd begint dan toch belangstelling te ontstaan voor
„vaste punten" bij het kadaster. Boon maakt voor het eerst mel
ding van het bestaan van een steen, die moet dienen voor een
duurzame verzekering van veelhoekspunten, een steen die veel weg
heeft van den ons welbekenden Radsteen; de voet is iets anders.
Maar toch is er nog twijfel, of „vaste punten" wel hun nut hebben.
D e V o s schrijft op pag. 307: „Het is moeilijk om een vasten maat
staf te vinden voor de beoordeeling van het nut van vaste punten
voor het kadaster." Steenen zijn duur, buizen niet gemakkelijk te
vinden en toch ook vergankelijk: er zijn allerlei bezwaren.
De periode tusschen 1906 en 1930, waarin behalve de hermeting
van Dieren, geen belangrijke hermetingen worden uitgevoerd, brengt
dan toch voordeel. Nieuwe inzichten ten aanzien van het gebruik
van polygonen, het verzekeren van vaste punten, nieuwe meettech-
nische methoden breken baan en consolideeren zich. In dezen tijd
wordt ook het groote werk van de Rijksdriehoeksmeting voltooid,
wat van onschatbare waarde is voor het kadaster. De technische