205
ik de gemeenteplans, waarop wij volgens de voorschriften toezicht
moeten houden en er voor moeten waken, dat ze netjes opgeborgen
voor het publiek ter beschikking liggen, met meer of minder suc
ces door gemeente-ambtenaren zien gebruiken voor alle mogelijke
karweitjes. Ieder van ons kent dan óók nog de prachtig uitziende
pantografische vergrootingen van kadastrale plans, aaneengerijd tot
een schoone gemeentekaart. Een enkele groote gemeente heeft een
eigen dienst georganiseerd, maar ook dan is zoo n gemeente niet
in staat, zelf een volledige kaart van zijn gebied te vervaardigen,
financieel niet, technisch niet maar ook bevoegdheidshalve niet.
Zij zijn onherroepelijk aangewezen op medewerking van en samen
werking met het Kadaster.
De Woningwet van 1901 stelt echter na de herziening van 1934
de gemeenten voor een haast onmogelijke taak, als deze taak inder
daad wordt uitgevoerd op de juiste manier, zooals toch Woning
wet en Woningbesluit het zullen hebben bedoeld. De wet n.l. schrijft
voor, dat elke gemeente met meer dan 10.000 zielen of zulke, waar
van in de laatste 5 jaar het zielental met meer dan !/5 is toege
nomen, een uitbreidingsplan moet samenstellen. Een kaart op schaal
van tenminste V2500 Is noodzakelijk, althans voor de uitwerking
van het gedetailleerde plan. Deze schaal is ook voorgeschreven voor
de rooilijnkaarten, die voor bebouwde kommen moeten worden aan
gelegd. De wetgever gaat hier uit van de fictie, dat een geschikte
kaart daarvoor bestaat en hij kan geen andere dan de kadastrale
kaart bedoelen. Deze kaart is echter volmaakt ongeschikt voor dit
doel. Denkt U alleen maar aan de aansluiting van de plans.
Hoe komt de kaart van zoo'n uitbreidingsplan tot stand? Er
wordt, door particuliere bureaux vaak, ook wel door ambtenaren
van publieke werken, een kaart vervaardigd met behulp van de
aanwezige gemeenteplans, via calques, die zoo goed en zoo kwaad
mogelijk worden aaneengesloten. Plans, die niet de vereischte schaal
hebben, worden van te voren pantografisch vergroot of verkleind.
Elke deskundige beseft, wat het resultaat is van zoo'n werkwijze.
Op deze kaart, somtijds fraai opgewerkt, vangt men aan het eigen
lijke uitbreidingsplan te ontwerpen. Bij uitzetting op het terrein
verbaast men er zich dan nog over, „dat het niet uitkomt"! De uit
zetting zelf brengt natuurlijk nog de noodige moeilijkheden mee,
omdat geen enkel getal aan kaart of project ten grondslag ligt. Ik
aarzel dan ook niet te zeggen, dat de op deze wijze tot stand ge-