210 duur een aaneengesloten net van verzekerde meetlijnen, waarvan de aansluiting een betrekkelijk eenvoudige zaak is. Dit geldt in de eerste plaats voor die terreinen, die ,,in beweging zijn, voor bouw rijpe gedeelten van het uitbreidingsplan e.d. Ik weet, dat verschei dene collega's belangrijke resultaten langs dezen weg bereikt heb ben en ik ben er van overtuigd, dat indien iedereen op deze wijze te werk gaat, men gestaag voortschrijdt op den weg naar een beter kadaster. Voorwaarde daartoe is echter, dat de districten zoodanig worden geformeerd, dat de landmeter zijn werk aan kan en tijd vindt, de noodige aandacht te schenken aan de constructie van een meetkun- digen grondslag of een aaneengesloten meetlijnennet. Alles goed en wel, zal men mij tegenwerpen, maar reeds nu kampen we met een te kort aan personeel. Het aantal landmeters is nu reeds te klein om den achterstand in te halen. Hoe zullen we de districten in aantal gaan uitbreiden en meetkundige grondslagen gaan leggen, terwijl het gewone werk niet eens op tijd afkomt? Het feit ligt er nu eenmaal, dat ons corps landmeters in de laat ste jaren sterk is ingekrompen door allerlei oorzaken. Aanvulling heeft niet meer plaats gehad. Als noodmaatregel zijn voor anderhalf jaar een kleine twintig jongelui op arbeidscontract aangesteld, met de bedoeling ze weer los te laten uit het dienstverband. Het nieuwe instituut van particulieren landmeter zou de panacée worden, waar door het kadaster ten slotte verlost zou worden van zijn achterstand, om daarna aan de hermetingen te kunnen beginnen. Men schijnt te vergeten, dat ons vak nu eenmaal een vak is, dat slechts werkt ,,op den langen afstand". Elke maatregel, dien men neemt, doet pas op den duur zijn invloed gelden. Wij willen het thans niet hebben over het voor en tegen van het instituut van particulier-landmeter, we hebben er genoeg over gedebatteerd. Maar toch wil ik opmer ken, dat, gesteld het nieuwe instituut zou over de heele linie slagen, zooals de voorstanders het zich voorstellen, dan nog zouden we, zoowel wat betreft de inhaling van den achterstand als een begin te maken met de noodige hermetingen, in de naaste toekomst niet geholpen zijn, omdat het nieuwe instituut zich toch zou moeten in werken en van den grond af zou moeten worden opgebouwd, wat nu eenmaal tijd kost. Wat het kadaster noodig heeft, nu, is aanvulling en het op peil houden, ja uitbreiding van het corps van landmeters. Straks loopt

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1937 | | pagina 210