219 Gemeenteraad de bevoegdheid in het belang van stelselmatige be bouwing te verbieden, dat gebouwen worden gebouwd of herbouwd op grond, welke ingevolge een voorafgaand raadsbesluit in de naaste toekomst voor den aanleg van een staat, een gracht of een plein bestemd is. Bij een raadsbesluit, hetwelk een verbod tot aanbouw of herbouw inhoudt, wordt aangegeven op welk deel van den grond, aan één en denzelfden eigenaar toebehoorende, het verbod betrekking heeft en worden, ingeval het verbod meer dan één derde gedeelte van zijn in het plan begrepen grond betreft, de redenen meegedeeld waarom niet tot aankoop of onteigening wordt overgegaan. Ook hier moet het ontwerp met uitvoerige kaarten ter inzage liggen, en behalve publicatie in de dagbladen, aan eigenaren en hypotheekhouders schriftelijk kennis gegeven worden. Ook bij het bouwverbod kun nen de belanghebbenden hun bezwaren indienen en in hooger be roep gaan. Volgens de letter van de wet worden de belangen van de eigena ren bij een bouwverbod nog meer beschermd dan bij de rooilijnvoor schriften of uitbreidingsplannen, omdat bij bouwverbod, indien het verbod meer dan !/3 van den eigendom betreft, de redenen moeten worden aangegeven, waarom niet tot aankoop of onteigening wordt overgegaan. De practijk is echter anders. Op vastgestelde rooilijnvoorschriften en uitbreidingsplannen moet de goedkeuring worden verkregen van Ged. Staten. Ged. Staten zullen die goedkeuring in vele gevallen weigeren wanneer door den Gemeenteraad niet een zgn. schadevergoedingsverordening is vast gesteld. Ook de Kroon gaat in die richting en de hoofdinspecteur van de Volksgezondheid wil dien eisch ook gesteld zien. Bij de behandeling door den Raad van State op 23 Juni 1937 van het uitbreidingsplan voor de Watergraafsmeer, heeft de hoofdin specteur als zijn oordeel uitgesproken, dat het plan niet goedge keurd kan worden, tenzij de Raad van Amsterdam een schadever goedingsverordening vaststelt of andere bindende toezeggingen doet, dat de eigenaren van terreinen, welke geheel of grootendeels voor doeleinden van openbaar nut zijn bestemd, waarborgen ont vangen, dat hun eigendommen binnen een redelijken termijn zullen worden onteigend. Deze eisch is ook een zeer billijke eisch. Het is ongeoorloofd, de eigenaren de uitoefening van hun rechten van den eigendom voor een belangrijk deel te beletten, zonder dat zij aan-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1937 | | pagina 219