66 ingang van 26 Januari 1908, den dag van zijn aankomst te Para maribo, benoemd tot adspirant-houtvester en ter beschikking ge steld van den Gouverneur van Suriname. In Januari 1910 werd hij bevorderd tot houtvester, in Februari 1921 tot beheershoutvester. Hij bleef, van 1910 af, met een onderbreking voor Europeesch ver lof van Juni 1919 tot Juni 1920, belast met de leiding van het Bosch wezen in Suriname tot Mei 1923, werd vervolgens van zijn de tacheering ontheven en terugge plaatst naar zijn eigen dienst in Nederlandsch Indië, waar hij ge plaatst werd op het Hoofdkantoor te Buitenzorg en daar in Septem ber 1923 te werk gesteld op het Boschbouwproefstation. In Febru ari 1924 werd hij toegevoegd aan het hoofd van de Opnemingsbri gade van den dienst van het Boschwezen voor de Buitengewes ten en in Juni 1924 met deze laat ste functie belast. In Dec. 1926 werd hij als opperhoutvester be last met het beheer van den dienst- kring van het Boschwezen Su matra's Oostkust en Atjeh. Na in Augustus 1928 benoemd te zijn tot inspecteur, verkreeg hij de functie van adjunct-adviseur van den dienst der bosschen in de Buitengewesten (door buitenlandsch verlof onderbroken van Maart 1929 tot Januari 1930). In Mei 1933 werd hij benoemd tot adviseur en bij Gouvernementsbesluit van 10 Augustus 1935 No. 31 met ingang van 30 September 1935 op verzoek eervol ontslagen uit 's Lands dienst, onder dankbetuiging voor de langdurige diensten aan den Lande bewezen. In December 1935 werd hem voor zijn werk in het belang van het onderzoek van de flora van Suriname de Van-Eeden-medaille uitgereikt. Van zijn hand verschenen: Wilde Hevea in Suriname (Paramaribo, 1911). De aftapping van den bolletrieboom De Indische Mercuur, 1912). Houtexploitatie in Suriname (Ind. Mere. 1912).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1937 | | pagina 66