73 door vernietiging van het bosch geheel zijn opgeheven, de stam of de familie kan elders bosch genoeg vinden. Men verlaat het afgeboerde land en trekt eenvoudig elders heen. Het geheel ont volkte land zal zich, geheel tot rust gekomen, langs natuurlijken weg ten slotte wel reboiseeren en op den langen duur weer een behoorlijke hoeveelheid plantenvoedende stoffen in de bovenste lagen verzamelen. In den regel zal het echter volstrekt niet zoo ver komen. Reeds lang voordat men van een volledige devastatie van het terrein kan spreken, trekt de stam verder naar een gebied, waar de menschen gemakkelijker bestaansvoorwaarden kunnen vinden. Of zij vreest de nabijheid van een vijandige groep en verhuist. Deze cultuurphase is gekarakteriseerd door over een zeer groot boschgebied verspreide kleine menschengroepen, die in hoofdzaak zelfgenoegzaam van tot eigen gebruik verbouwde landbouwgewas sen leven en met langere tusschenruimten van woonplaats veran deren. Een staatkundige organisatie van grooteren omvang is nau welijks mogelijk. Er zijn geen wegen en geen middelen om de ver bouwde voedingsgewassen te vervoeren. Er zijn weinig behoeften, die van buiten bevredigd zouden kunnen worden. De aanraking met de buitenwereld vindt geheel plaats door de ruiling van daar hooggewaardeerde boschproducten, zooals kamfer en specerijen, ivoor, enz. tegen snuisterijen en andere voorwerpen, die men zich alleen langs dezen weg kon verschaffen. Aldus zijn ongetwijfeld bijv. de groote potten van Chineesch aardewerk, die de Dajaks voor hun cultus noodig vonden, in het binnenland van Borneo verzeild geraakt. Typisch voor dit stadium zijn kustvorstendommetjes, ont staan doordat handelaren van hoogere beschaving en grooter le venswijsheid aan de monding van de rivieren, de uitsluitende af- voerwegen uit het binnenland, de primitieve bevolking van het stroomgebied aan zich cijnsplichtig maakten. Die bevolking bleef zeer goed begrijpen, dat de vorst alleen macht over hen had. als de menschen uit het bosch het zelf noodig gevonden hadden naar de monding van de rivier af te zakken. Daar konden zij dan soms geducht geringeloord worden. Maar teruggekeerd in het binnen land waren zij onder hun eigen hoofden of oudsten weer volmaakt vrij. En ook weer vrij, vogelvrij, overgeleverd aan hun vijanden in het bosch. Het is m.i. wel zeker, dat deze omstandigheden eeuwenlang in

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1937 | | pagina 73