75
Een dergelijke regeling is alleen uitvoerbaar, voor zoover be
treft het heffen (wat dikwijls in natura zal moeten geschieden) van
een belangrijk gedeelte van de opbrengst van de verbouwde land
bouwgewassen, in een vrij hoog ontwikkelde samenleving. Bij
een in kleine groepen over een groot oerboschgebied verspreide be
volking, die telkens op een andere plaats tijdelijke bouwvelden aan
legt, is er feitelijk geen sprake van, dat een man „zijn" land be
bouwt. Zijn ladang, zijn bouwveld, dat zijn natuurlijk begrippen,
die tot dien mensch spreken. Zij veranderen telkens van plaats. Het
land, het stuk onontgonnen bosch, voelt hij evenmin zijn eigen als
de visscher, die zijn net ophaalt, van het stuk zee, waar dit ge
beurt, spreekt als van zijn stuk zee. Eigendomsbegrippen omtrent
grond krijgen pas zin in een later stadium en soms eerst door in
vloeden van buiten.
Maar bovendien: iedere man verbouwt precies zooveel als hij
denkt voor voedsel voor zich en de zijnen noodig te hebben. Het
voedsel kan in die primitieve maatschappij zonder behoorlijke af-
voerwegen niet ver vervoerd worden. Als de primitieve boschbe
woner gedwongen wordt tot betaling van belasting, dan doet hij
dat in den vorm van boschproducten, of van de opbrengst daarvan.
Dat vervoer is veel beter en veel eerder mogelijk. En aldus zijn
specerijen, die oorspronkelijk ongetwijfeld boschproduct waren en
dat ten deele nog zijn, later in tuinen verbouwd en landbouwpro
duct geworden. Ten tijde van de Oost-Indische Compagnie zijn
hier de eerste restrictie-maatregelen in Indië toegepast door middel
van de beruchte hongie-tochten, waarbij overbodige boomen wer
den uitgeroeid. Soms met een deel van de bevolking er bij.
Ik wil die barbaarschheden niet verontschuldigen. Evenmin als
de strengheid van Akbar, den Zeer Groot e, wiens wijs
heid als wetgever nog alom wordt geroemd. Maar het is toch wel
goed, wat dit laatste betreft, op te merken, dat het volstrekt niet
gezegd is, dat de onderdanen van dien Grootmogol, die een groot
deel van hun oogst moesten afstaan, een zwaarder en moeilijker
leven hadden dan de primitieve bewoners van het oerbosch. De
onderdanen van Akbar maakten deel uit van een geregeld staats
leven, zij konden gebruik maken van de door hem aangelegde
wegen, zij werden beschermd door zijn soldaten en zijn politie. De
vrije bewoners van het oerbosch waren echter in kleine, zwakke
groepjes alleen op zich zelf aangewezen. En dat in streken, waar