77
land heeft geleid tot het bewonderenswaardige geheel, dat Neder-
landsch Indië thans geworden is. Een geheel waar men tevens bot
op elkaar het oude Oostersche en het modernste Westersche in
bonte mengeling kan aantreffen.
Het is duidelijk, dat hier wisselwerkingen moeten plaats vin
den. En dat deze ook een gevaarlijke zijde kunnen hebben. Op de
Europeesche cultures van koffie, thee, rubber zijn gevolgd Inland-
sche aanplantingen van deze en andere exportgewassen en de pro
ducties uit deze aanplantingen zijn van zeer groote beteekenis bij
de economische weerbaarmaking van de inheemsche bevolking zelve,
ten belangrijk nadeel van dezen bedrijfsvorm is, dat de kwaliteit
van het Inlandsche product steeds achterstaat bij die van de over
betere hulpmiddelen beschikkende Europeesche cultuur en het ge
vaar voor overproductie sterk kan vergrooten. Nog belangrijker
is de omstandigheid, dat vele dezer inheemsche cultures slechts als
een andere vorm van roofbouw moeten worden beschouwd en dat
de tuinen na enkele oogsten als uitgeput moeten worden verlaten.
De oppervlakten, die door den roekeloozen ladangbouw zijn ge-
devasteerd, worden daarmede vergroot.
Het ernstigste gevaar van het uitrusten van het oude Oostersche
stelsel van ladangbouw met een modern verkeersstelsel, met een
modern bestuur, dat orde en rust verzekert, en met een modernen
hygiënischen dienst, die verwoestende epidemieën uitschakelt, is
echter wel, dat de remmen, die op het oude stelsel bestonden en
het stelsel door de eeuwen heen een groote mate van stabiliteit
verzekerden, niet meer werken en dat de roofbouw zich kan uit
breiden in steeds sneller tempo, dat onafwendbaar, indien geen
maatregelen worden genomen, op een catastrophe moet uitloopen.
Men ontmoet in Nederlandsch Indië dikwijls de opvatting, dat
men voor het gebruik van den grond door de inheemsche bevolking
kan volstaan met de regelen daaromtrent gegeven door het aloude
gewoonterecht, het z.g. adatrecht.
Maar het gebruik van den grond op Java, door buitenlanders
dikwijls aangehaald als voorbeeld van juiste organisatie van een
tropisch agrarisch land, is geen zuiver adatrecht. Ik heb zooeven
in dit verband de namen van Akbar, den Zeer Groote,
en van Raffles reeds genoemd.
Het is hiermede als met een vervoermiddel. Bij een primitieve
ossenkar zal niemand zich in het bijzonder over remmen en stuur-