84
Het boeit door de groote verscheidenheid, die er was in de primitieve instru
menten, al liepen de beginselen waarop deze berustten niet veel uiteen, en ook
door het vele wetenswaardige dat de schrijver er over mededeelt.
Achter in het boek zijn een 26-tal platen met figuren opgenomen ter ver
heldering van het in den tekst behandelde. Een kleine opmerking, waartoe de
lectuur ons aanleiding gaf, moge hier haar plaats vinden: wij hadden liever
gezien, dat de figuren doorloopend genummerd waren, dan zooals nu is ge
schied per hoofdstuk; dit zou het opzoeken van den bij een zekere figuur be
hoorenden tekst hebben vergemakkelijkt. Van de uitvoering van het werk valt
overigens niets dan goeds te vermelden.
Aan de eigenlijke behandeling der stof laat de schrijver een algemeen ge
deelte als inleiding voorafgaan. In het veel uitgebreidere tweede gedeelte heeft
hij het materiaal gesystematiseerd; achtereenvolgens behandelt bij de instrumen
ten voor waterpassen, voor het uitzetten van rechte hoeken, voor directe lengte-
meting, voor indirecte lengtemeting en voor hoekmeting, en wel ongeveer vol
gens dezen gedachtengang: wat weten wij van het instrument? hoe heeft het
er uitgezien? waarvoor heeft het gediend? welke opgaven konden er nog meer
mee opgelost worden? waardoor schoot het te kort? wanneer en hoe zijn de
fouten erin verbeterd? onder welke invloeden?
Laten wij uit die verschillende hoofdstukken enkele grepen doen. Weet gij,
lezer, hoe bij de Egyptenaren een vizierinrichting er uit zag?een schietlood
en een spleet in de hoofdnerf van een palmblad. Uit zulke primitieve vormen
ontwikkelden zich de hulpmiddelen van beter gehalte, soms betrekkelijk snel
door het vernuft van enkelen, gepaard aan de behoefte, meestal echter lang
zaam, want het treft juist in dit boek, dat er meermalen eeuwen en eeuwen
noodig zijn geweest, aleer een verbetering van eenige beteekenis aan een in
strument of een methode werd aangebracht.
Interessant is de reconstructie die wij aantreffen van de ,,dioptra", van Heron
vanAlexandrië (de man van de s-formule voor den inhoud van een drie
hoek). Die dioptra moet geweest zijn een combinatie van fleschjeswaterpas, ver
beterd landmeterskruis en hoekmeetinstrument, dus een universeel instrument en
een der voorloopers van onzen theodoliet. De reconstructie is geschied naar
teksten, die bewaard zijn gebleven. Ook vindt men beschreven en afgebeeld de
er bij behoorende waterpasbaak; deze doet vrij modem aan. Bij het waterpassen
werd soms een bewonderenswaardige nauwkeurigheid bereikt, zoo hoog, dat zij
met de werkwijzen en de instrumenten uit dien tijd haast onverklaarbaar is.
Zoo zijn volgens den Duitschen onderzoeker L. Borchardt de hoogtever
schillen bij het plaveisel van het grondvlak der groote pyramide van Gizeh niet
meer dan 15 mm.
Naar teksten had men ook gereconstrueerd het landmeterskruis (groma) der
Romeinsche agrimensoren; eenig houvast daarbij bood een afbeelding gevonden
op een grafsteen uit de le eeuw v. Chr., van een mensor. Merkwaardiger middel
tot vergelijking bood later echter de origineele groma, die in 1912 in Pompeï
werd opgegraven.
Het hoofdstuk over lengtemetingen biedt ook veel wetenswaardigs, vooral ook
weer over het oude Egypte. (Wat is dat Alexandrië omstreeks 300200 v. Chr.
toch een belangrijk beschavingscentrum geweest!). In de vorige hoofdstukken