94
Door het Instituut, dat deze periodiek uitgeeft, is een adres met bijlage aan
den Minister van Sociale Zaken verzonden, waarin uitvoerig de bezwaren tegen
de Koninklijke Besluiten worden uiteengezet en toegelicht, en dat men in zijn
geheel in dit nummer aantreft.
Nadien is een uitbreidingsplan van Zegwaart eveneens niet goedgekeurd,
omdat een deel der gronden was bestemd voor landelijke bebouwing. Ook dit
besluit is in zijn geheel gepubliceerd met kantteekening van Prof. C. W. van
der Pot, die opmerkt, dat optimisten kunnen hopen, dat de felle critiek op de
vorige besluiten reeds eenige gevolgen heeft gehad en de Minister den weg terug
heeft ingeslagen.
Immers in dit geval berustte het vernietigingsbesluit niet op de overwegingen,
dat de voorgestelde bestemming voor landelijke doeleinden of bebouwing in
strijd zou zijn met de bepalingen van de Woningwet en het Woningbesluit, maar
wordt geargumenteerd met ondoelmatigheid van deze voorgestelde bestemming
in het „concrete geval".
Waaruit dan de mogelijkheid valt af te leiden, dat te zijner tijd, een andere
gemeente wel het praedicaat „doelmatig" zou kunnen krijgen bij het bestemmen
van gronden voor landbouwdoeleinden.
In Wegen van 16 Jan. 1937 schrijft O. J. Jonas over het ontwerp nieuwe
Ruilverkavelingswet, waarbij wordt opgemerkt, dat ook de nieuwe wet Ruil
verkaveling alleen voor landbouwbelangen wil dienen.
Nu echter de mogelijkheid wordt geopend, dat ook publiekrechtelijke lichamen
aanvragen tot Ruilverkaveling kunnen doen, zal bij wegenaanleg toch van het
instituut gebruik gemaakt kunnen worden.
Na eenige beschouwingen over de voorgestelde vereenvoudigde ruilverkave
ling, merkt de schrijver op, dat de voorgestelde redactie van art. 92 aangevuld
moet worden met een bepaling als in het oude art. 78, om in bepaalde gevallen
bij de kostenverdeeling van den wettelijken maatstaf af te wijken, wat in de
praktijk noodig is gebleken soms te doen.
In hetzelfde blad van 1 Febr. 1937 behandelt H. J. van Leusen de ruil
verkaveling bij stads- en dorpsuitbreiding.
De schrijver herinnert aan een rapport van 1933 over de wettelijke regeling
van den stedebouw, waarin ook de ruilverkaveling wordt bezien in dit verband
en waarin de conclusie wordt getrokken, dat ruilverkaveling voor de uitvoering
in groote complexen van een uitbreidingsplan niet de meest aangewezen oplos
sing is.
Schrijver behandelt deze conclusie uitvoerig en meent, dat voor streekplannen
zeker met een aanvulling van de wet nuttig werk is te verrichten, waarbij wordt
verwezen naar de resultaten van de ruilverkaveling van Urk (met 2 kaarten).
Voor de toepassing bij eigenlijke stadsuitbreidingsplannen zal volgens schrijver
een aparte wet moeten komen om alle moeilijkheden op te lossen.
Geheimer Regierungsrat S p oh r geeft in de Alg. Vermessungs-Nachrichten van
1 Febr. 1937 een zeer interessante bijdrage over „Kataster und Grundbuch".
Een perceel grond is in gebruik bij Y en voorgangers, maar staat in het Grund
buch ten name van X.
Voordat het Grundbuch is opgemaakt in 1885, stond het perceel in het Grund