8 lang te zullen meewerken aan een wedergeboorte van ons Kadaster, waarbij dit, op de stevige grondvesten van de nieuwe Rijksdrie hoeksmeting, zou worden omgebouwd tot een instituut voor duur zame verzekering zij het dan niet uitsluitend in getallenwaar den van de bodemrechten. De jaren hebben mij helaas deze verwachting ontnomen, evenwel niet zonder haar te vervangen door de hoop, dat ook langs den geleidelijken weg, op den duur een toestand zal worden geschapen, welke het ideaal dat ons toen voor oogen stond, zeer nabij zal komen. Wat zal de fotogrammetrische kaart van heden, over honderd jaar aan het Kadaster bieden? Om dit te kunnen overwegen, dienen we ons eerst voor te stel len, hoe zij er bij haar geboorte zal uitzien. Bij gebrek aan beter zullen echter de beschouwingen beperkt moeten blijven tot de fotografische afbeelding zelve. Hierop zullen voorkomen alle van groote hoogte zichtbare ter- reinnuanceeringen en voorwerpen, in de gedaante, waarin zij zich van die hoogte gezien voordoen, en verder de op eenige wijze zicht baar gemaakte punten, welker onderlinge ligging bekend is, in aan tal als noodig is voor samenstelling van de kaart. Naar ik onder stel, zullen daarbij beschikbaar zijn de uit terrestrische metingen afgeleide coördinaten van die punten. Wat echter ontbreken zal, zijn de K AD-punten, alsmede alle eigen- domspunten, die niet rechtstreeks gevormd worden door de snijpun ten van scherp gegraven en duidelijke overeenkomstig hun ware gedaante afgebeelde slooten, juist staande hekken, schuttingen e.d. Ik kan mij voorstellen, dat in de nieuwe kaart geen plaats is toe gedacht aan de KAD-punten; zullen zij er echter wel in opge nomen worden, dan zal, naar ik verwacht, dit kunnen geschieden met behulp van de gegevens die bij het Kadaster voorhanden zijn (zie Tijdschrift v. K. en L„ jg. 1934, pag. 185, laatste al.). Zij zouden ook ingemeten kunnen worden, hetzij trigonometrisch, hetzij door aanmeting aan de in het beeld opgenomen terreinkenmerken. De eerste methode zou waarschijnlijk evenveel tijd vragen als een meting, waarbij ook de plaats van de hoofdpunten bepaald moest worden en de tweede zou allicht het onderlinge verband van die KAD-punten in het gedrang brengen. In elk geval zou echter bij inmeting een groot deel van de behaalde winst aan tijd en kosten

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1937 | | pagina 10