15
zoodat er iets voor te zeggen valt met de terrestrische methoden de studie te
beginnen. Er is nog een andere reden. De ontwikkelingsgeschiedenis van de
fotogrammetrie is gegaan langs de terrestrische fotogrammetrie. Dit kan duidelijk
blijken uit de formidabele literatuurlijsten, in beide werkjes vermeld; deze be
staan uit 71 respectievelijk 229 nummers. Met dergelijke lijsten is tevens het
bestaansrecht van de werkjes aangetoond: hoe moet een beginner in dezen dool
hof anders zijn weg vinden!
Ik kap beide boekjes zeer aanbevelen. Ze zijn typografisch uitstekend ver
zorgd ep de figuren zijn duidelijk en goed geteekend. J. M. T.
H. Roussilhe. La photogrammétrie et ses applications' géné
rales. Tome I. Principes gcnéraux et restitution des clichés isolés.
XXI 210 blz., 16 X 25 cm, ing. frs. 55. Tome II. Restitution des
couples de clichés et applications diverses. XVI 211 blz., 16X25
cm, ing. frs. 55. Léon Eyrolles, éditeur, 61, Bd. St. Germain, Paris
(5e). 1936.
In de inleiding zegt de schrijver, dat het werk geen leerboek voor de foto
grammetrie is. Het is algemeen gehouden, met de bedoeling een overzicht van
het onderwerp te geven en zijn belangrijkheid uit te doen komen, hoofdzakelijk
echter met de bedoeling, zoo duidelijk mogelijk aan de practici uit te leggen,
wat zij er van moeten weten, aan de gebruikers, wat zij van de fotogrammetrie
kunnen verlangen en aan de zoekers, hoe de tegenwoordige stand van de foto-
grammetrische wetenschap is, na het IVde internationale congres.
Elk der deelen bestaat uit ruim 200 pagina's tekst, met in totaal bijna 400
figureii verduidelijkt. In den hem, blijkbaar eigen, vlotten schrijftrant geeft de
auteur ons inderdaad datgene, wat hij ons wenscht te bieden. Na de lezing
staat het vak voor ons in groote volledigheid, kennen we zijn vele toepassingen
en schakeeringen.
Boeken als deze zijn zeer nuttig. Zij leenen zich uitstekend voor een eerste
kennismaking en hebben groote propagandistische waarde. Voor den auteur
brengt deze laatste eisch een gevaar met zich mee, n.l. dat der te groote opper
vlakkigheid. Ik meen echter, dat Roussilhe vrijwel steeds excessen in deze
richting heeft weten te vermijden en ik acht dit boek wel een aanwinst. Ook
in ons land kan dit boek goed werk doen. Ook bij ons treft men personen aan,
die dikwijls alleen uit onbekendheid met de fotogrammetrie, deze methode niet
wenschen in te schakelen bij de normale middelen van de landmeetkunde.
Dat de schrijver weet, dat er in zijn land weerstanden zijn te overwinnen,
blijkt uit de af en toe voorkomende hartstochtelijke uitlatingen; zoo zegt hij
op blz. 184 van deel I over de methode om langs den weg der onthoeking tot
de kaart te komen („één-plaat-fotogrammetrie") „deze methode, goed gebruikt,
correspondeert met goede topografie. Geplaatst ill handen van onervaren per
sonen, of gebruikt door handelaren in prentbriefkaarten, die welbewust de
meest elementaire controles verwaarloozen, heeft zij altijd slechte resultaten
gegeven. En dan de beoordeelaars aan het schreeuwen: deze methode zal nooit
iets waard zijn! Dit strenge oordeel is volkomen fout, zelfs wanneer het te
goeder trouw wordt uitgesproken; het is niet de methode, die men moet afkam
men, maar wel de misdadigers, die er zich van bedienen."