4 In de jaren die sedert mijn regelen over „Bezuiniging bij het Kadaster" verloopen zijn, heeft de luchtkartografie een groote schrede voorwaarts gedaan door de invoering van het stereosco pische terreinbeeld. En toch kan ik ook nu niet inzien, dat zij voor het Kadaster van groote waarde is, wat ik inderdaad heel jammer vind. Als wel ieder, die uitgebreide opmetingen had uit te voeren, heeft het mij telkens weer verdroten, dat het meten van lijnen en lood lijnen zooveel tijd in beslag nam en heb ik er steeds naar verlangd, dit gemanoeuvreer met meetveer en jalons dat, eigenaardig ge noeg, door buitenstaanders veelal als het essentieele deel van het landmeten wordt aangezien door enkele manipulaties met eenig instrument te kunnen vervangen en niemand zou zich daarover meer verheugd hebben dan ik, indien de fotografie, zij het al dan niet uit de lucht, dit zoo tijdroovende en eentonige werk had kunnen overnemen. Men zal mij tegenwerpen, dat genoemd verlangen uitgaat naar een doel door de luchtfotogrammetrie niet in de eerste plaats na gestreefd, maar als ik mij afvraag, welk deel van den kadastralen arbeid dan wel voor mechaniseering geschikt zou zijn, kan ik al evenmin de hoop koesteren, dat de gevoelige plaat eerlang een ge waardeerd medewerkster in den kadastralen dienst zal worden. Ook het artikel van Professor Schermerhorn heeft mij dat geloof niet bijgebracht. Dit betoog laat zich, zoover het betreft de toepassing van de luchtfotogrammetrie voor kadastrale doeleinden, aldus samenvat ten, dat de Schrijver den landmeter van het jaar 2034 laat kiezen tusschen het materiaal, dat alsdan het op den huidigen voet in wezen gehouden Kadaster tot zijn beschikking zal stellen en dat hetwelk een thans nieuw te vervaardigen fotogram metrische kaart hem bieden zou. Schrijver zelf beslist zonder bedenking ten gunste van het laatste. Naar zijn meening zal de landmeter van over een eeuw, in het eerste geval zijn werk moeten doen met een onbe trouwbare kaart en een chaos van getallen, waarin hij, door de veelheid en het gemis van onderlingen samenhang, niet of niet dan na veel studie den weg zal vinden, terwijl hij in het andere geval alleen te maken zal hebben met een duidelijke kaart op de schaal van 1 a 1000, die hem van alle zorgen vrij houdt, zoolang hij daar aan geen eischen stelt, die verder zouden gaan dan de door

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1937 | | pagina 6