34 af te doen, heeft veel kwaad gedaan aan het gehalte van de kaart. Ook zijn in vroeger jaren wel eens minuutgrenzen geredresseerd, waarvan thans, nu veel meer vergelijkingsmateriaal beschikbaar is, blijkt, dat ze na de redresseering fout liggen en vóór de redressee ring goed waren. Bij de vergelijking van de nieuwe kaart met de oude, komt men ook enkele gedeelten tegen, waarvan vroeger reeds vrije kaarteerin- gen gemaakt zijn, om te dienen voor grensaanwijzingen. De lijnen, die op beide voorkomen, sluiten goed. Maar wel valt op, dat er bij de terrestrische meting meer lijnen zijn in kaart gebracht dan bij de fotogrammetrische. Dat zijn dus lijnen, die op de luchtfoto niet ont dekt zijn. Dit verschijnsel is heel begrijpelijk. Onder hoog gras ver borgen greppels en laagten, afscheidingen tusschen liet moerassige aangegroeide deel en het vaste, oude deel van een akker, merkt men op het terrein wel op, op de foto niet altijd. Dit zijn dus lijnen, die voor de beoordeeling van de ligging van de uit te zetten grenzen meestal wel van belang zijn. In zooverre staat de fotogrammetrische opneming dus achter bij de gewone. Maar als men zich dan herinnert, welk een geploeter het geweest is, om in dat drassige terrein de meting voor de vroeger gemaakte kaart te verrichten, waarbij telkens de theodoliet moest worden op gesteld om verband met aan de andere zijde van moeras of water gelegen lijnen te krijgen, of hoe met bootjes en 50 m-band afstanden over het water moesten worden gemeten, hoe lastig het was om tusschen de struiken door en er om heen een behoorlijk meetlijnen stelsel te krijgen, en men vergelijkt daarmee de omstandigheden, waaronder in het geodesiegebouw te Delft de laatste kaart tot stand is gekomen, waar, terwijl buiten de sneeuw- en regenbuien joegen, men in de stereoplanigraaf onder zich, als het ware op de tafel, het heele terrein scherp zag liggen in een stralende Meizon, dan kon men de fotogrammetrische meetmethode toch wel waar- deeren, ook al gaf ze enkele lijnen minder. We krijgen op deze wijze een grootendeels grafisch kadaster. Om thans vastgestelde grenzen (uitgezonderd die, welke terrestrisch gemeten zijn) later uit te kunnen zetten, moeten ze uitgepast wor den van het plan. Ik beschouw dit als een nadeel tegenover de terrestrische meet- wijze, tenzij de kaarten nauwkeurig op zóó groote schaal zouden

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1937 | | pagina 17