46 Luchtveelhoeksnieting en luchlwaterpassing. In het tijdschrift Bildmessung und Lultbildwesen, Jg. 1935 schrijft prof. Von Gruber een belangrijk artikel over bovengenoemd onderwerp. Hieronder volgt een overzicht van wat daarin over triangulatie in verticale kernvlakken („ruim telijke triangulatie") wordt gezegd; vooraf wordt de methode toegelicht, zooals die b.v. met den „Multiplex" zou kunnen worden uitgevoerd. Nadat de opnamen I en II (men zie de figuur) zijn ingesteld, worden de overeenkomstige lichtstralen tot snijding gebracht. Met behulp van de aldus bekend geworden relatieve oriënteering worden de standplaatsen 1 en 2 achter waarts ingesneden van de aan het begin van de vliegstrook gelegen bekende terreinpunten uit. In vaktaal luidt dit: het ruimtemodel wordt aangesloten aan deze punten. Nu wordt het punt 2' (het nadirpunt) voorwaarts ingesneden van 1 en 2 uit. (Bij de stereoplanigraaf worden hiervan de 3 machinecoördinaten af gelezen, bij den Multiplex wordt het punt gekaarteerd en de hoogte er bij ge schreven). Zonder nu de oriënteering van II te wijzigen (zie later) wordt stra lenbundel 3 georiënteerd op stralenbundel 2 (door weer de overeenkomstige lichtstralen tot snijding te brengen); met behulp van de aldus bekend geworden orienteering wordt standplaats 3 achterwaarts ingesneden van 21 uit. Het punt 3' wordt nu voorwaarts ingesneden van 2 en 3 uit en, op deze wijze doorgaande, worden alle opnamen aaneengeregen; de verbindingslijn van de standplaatsen, vertegenwoordigers van de opnamecentra, vormt den luchtpolygoon. Meetkundig is er weinig verschil met de radiaal-ruitenmethode en wat de voortplanting van de toevallige fouten betreft, komen ongeveer dezelfde for mules terug, zooals die door Finsterwalder en Buchholtz zijn afgeleid. Het betreft hier namelijk ook schaaloverdracht door elkaar overlappende drie hoeken. Er treden bij de ruimtelijke triangulatie echter systematische fouten op, waar van de eliminatie en zoo mogelijk de uitschakeling bijzonder belangrijk is. Prof. Von Gruber noemt er drie; le. systematische dwarshellingsfout (draaiingsas evenwijdig aan vliegrichting); 2c. systematische langshellingsfout (as loodrecht vliegrichting en evenwijdig aan vlak van de plaat). Deze twee fouten kunnen ontstaan als men de langs- en dwarshelling ontleent aan horizontafbeeldingen; de afgebeelde horizont zal in het algemeen niet de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1937 | | pagina 29