47 ideale zeehorizont zijn. De systematische dwarshellingsfout zal kunnen worden uit geschakeld, zoodra men van twee in een model voorkomende punten, waarvan de verbindingslijn niet evenwijdig aan de verbindingslijn van de opnamecentra is, het hoogteverschil kent. De systematische langshellingsfout kan ook ontstaan wanneer men het hoog teverschil van de opnamecentra aan statoscoopregistreeringen ontleent, terwijl dan het barometrisch niveauvlak (vlak van gelijken luchtdruk) niet evenwijdig is aan het zwaartekrachtsniveauvlak. Men zou deze helling eenigszins kunnen elimineeren wanneer men op een of meer grondstations den luchtdruk tijdens de vlucht registreerde. Wanneer men het hoogteverschil van de opnamecentra aan statoscoopregistree ringen ontleent, kan men natuurlijk de langshelling van opname p, zooals die volgde uit model (p—1, p) niet meer ongewijzigd vasthouden bij de orienteering van (p, p +- 1), wil men alle overeenkomstige lichtstralen tot snijding brengen, m.a.w. een parallaxvrij ruimtemodel hebben. De statoscoopregistreeringen zijn nl, niet foutloos; bovendien bestaat er nog: 3e. een systematische convergentiefout. De oorzaak hiervan is gelegen in aard- kromming en straalbuiging en in verteekeningsverschillen tusschen opname- en projecteerlens. De gevolgen van de genoemde fouten zijn: le. systematische dwarshellingsfout heeft geen invloed buiten de kernvlakken, beinvloedt dus niet de nauwkeurigheid van den luchtpolygoon; 2e systematische langshellingsfouten geven aanleiding tot een schaalsprong bij den overgang van het eene model op het andere; de schaalfout tengevolge daarvan is evenredig met den afstand tot het beginpunt, de lengtefout even redig met het vierkant daarvan; 3e. systematische convergentiefouten geven, wanneer zij zich voort kunnen planten en dat kan alleen als men de langshelling van p uit (p—1, p) vasthoudt voor (p, p -j- 1) aanleiding tot omkrullen van den luchtpoly goon in het verticale vlak; als zij zich niet voort kunnen planten, verbuigen ze slechts de mimtemodellen afzonderlijk. Het is nu wel duidelijk, dat sta toscoopregistreeringen noodzakelijk zijn voor vliegstrooken van eenige lengte, terwijl daarnaast horizontafbeeldingen het werk vereenvoudigen en de dwars- helling van de opnamen leveren, waardoor men ook hoogten kan meten bui ten de kernvlakken. Bij de practische onderzoekingen is nu gebleken, dat het instrument (b.v. de gebruikte planigraaf) zelf ook aanleiding geeft tot een systematische langshel lingsfout, die zich op dezelfde wijze uit als de boven besprokene en die onaf hankelijk van de vliegstrook bepaald kan worden door triangulatie van platen met een nauwkeurig Üjnennet. De invloed van de schaaloverdrachtsfout kan men elimineeren door te verge lijken: a) aanvangsschaal en lengte; b) als controle hierop de eindschaal; c) hoogte aan begin en eind van de vliegstrook. De gegevens uit c verkregen zijn echter onbetrouwbaar. Voor afleiding en formules wordt verwezen naar het artikel zelf, dat door

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1937 | | pagina 30