22
grond wordt naar een andere plek gevaren en daar aangewend voor
landwinning.
Het is te begrijpen, dat hierdoor op den duur aanzienlijke af
wijkingen van de oorspronkelijke kaart zijn ontstaan.
Van een nu reeds overleden collega is de uitspraak: ,,Wat in
Loosdrecht op de kaart staat als land is water; en wat als water op
de kaart staat is land".
Al is dit overdreven, het bewijst toch wel, dat het niet over
bodig was hier de kaart eens te herzien. Bij deze talrijke verande
ringen vindt men, mits alle details zorgvuldig worden opgemeten,
ook allerlei lijnen van de oude kaart op het terrein onveranderd
terug.
Zoo kan het wenschelijk zijn, de scheidingslijn tusschen oud en
aangegroeid land op te meten. Deze is meestal duidelijk te onder
kennen door verschil in vastheid van den bodem en door verschil
in begroeiing. (Op het oude land komen b.v. vaak in grooten getale
distels voor; op het nieuwe land vindt men die niet.)
Zoo n scheidingslijn tusschen oud en nieuw land blijkt dan soms
precies overeen te komen met de lijn die op het oude plan is voor
gesteld.
Het opmeten tot in kleine bijzonderheden en het zelfstandig kaar-
teeren van vrij groote gedeelten van dit lastig terrein kostte echter
veel tijd en zoo kwam de gedachte bij mij op: „Als we een luchtfoto
van het terrein hadden, zou ons dat heel wat moeite en tijd be
sparen."
In dien tijd heb ik hierover al eens gesproken met den Heer
W ij n te Soesterberg, die heel welwillend zijn medewerking toe
zegde. Ook mijn chef, de Heer Z ij 1 s t r a, ingenieur-verificateur
van het Kadaster te Utrecht, voelde de wenschelijkheid van lucht
foto's bij dit werk. Het slot is geweest.dat in overleg met het Hoofd
bestuur van het Kadaster aan het Departement, het besluit ge
nomen werd, van het geheele plassengebied rondom Loosdrecht
nieuwe kadastrale kaarten te maken met behulp van luchtfotogram-
metrie.
De opdracht tot vliegen werd verstrekt aan de K.L.M. De kaarten
zouden worden geteekend met behulp van de stereoplanigraaf te
Delft. Ik wil hier even aanstippen, dat de zeer welwillende en ge
waardeerde medewerking van den Algemeene Dienst van den Rijks
Waterstaat en die van Professor Schermerhor n, het mogelijk