26 het beweegbare meetmerk in het stereobeeld op het overeenkomstige punt van het terrein wordt gezet. Dat inpassen ging den eenen keer vlotter dan den anderen. Het duurde gemiddeld 3 uur per diapositief. De kortste tijd was 1 uur, de langste 6 uur. Volkomen samenvallen in alle paspunten kon niet altijd bereikt worden. De afwijkingen waren echter in den regel kleiner dan 0,1 mm (dat is kleiner dan 25 cm op het terrein met de schaal 1 2500). Van de ruim 50 paspunten, die gebruikt werden moest een keer of vier een overblijvende afwijking van 0,25 mm worden genoteerd. Dat is dus ruim 60 cm op het terrein. Dit geeft wel eenigszins een beeld van de nauwkeurigheid, die kon worden bereikt. Een heel aardigen kijk hierop kreeg men ook bij de aansluiting van twee gedeelten, die uit verschillende diaposi tieven geteekend werden, Slooten en greppels moesten bij de uit- teekcning uit het eene diapositief worden afgebroken om daarna uit een volgend verder te worden geteekend. De slootkanten be hoorden dan precies in eikaars verlengde te komen. Het zeer bevredigend resultaat was, dat dit in bijna alle gevallen ook werkelijk plaats vond. Er kwamen ook wel eens kleine afwijkingen van 0.1, 0,2 mm en éénmaal bleken alle slootkanten tot 0,3 mm verschoven ten opzichte van die uit het aansluitend diapositief geteekend. Het vorige dia positief is toen nog eens ingepast en toen sloot alles goed. De ver klaring was, dat dit de eerste foto was, die in behandeling was genomen. Toen is, in plaats van het diapositief, bij vergissing ver moedelijk de film gebruikt. Gebleken is, dat de films na verloop van tijd werking vertoonen, waarom er tegenwoordig korten tijd na de ontwikkeling, diapositieven van worden gemaakt. Deze glasplaten zijn gelukkig niet onderhevig aan de bovengenoemde fatale veran deringen. De nauwkeurigheid, waarmee een lijn uit de eenmaal ingepaste foto op de kaart wordt overgebracht is hoven allen lof verheven. Als een zelfde scherp zichtbare lijn twee- of driemaal wordt ge teekend, volgt de potloodstift precies de eerst geteekende lijn met alle kleine bochtjes, die ze vertoont. De lijn wordt niet dikker. Ze blijft één enkele scherpe lijn. Dit pleit in de eerste plaats voor de nauwgezetheid, geoefendheid en routine van de heeren, die de ste- reoplanigraaf bedienen, die er in slagen met de twee wieltjes voor linker- en rechterhand het meetmerk in het stereobeeld precies de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1937 | | pagina 7