104
dit: „détoumer le droit de sa finalité sociale, conséquemment agir sans droit'' en
wees den eisch tot afbraak dan ook van de hand.
De nrs. 1246, 1247 en 1248 geven nog aardige beslissingen over bomage,
enclave en servitude de passage, die men met genoegen zal lezen.
In W.P.N.R.1) 3556 komt van ondergeteekende een bijdrage voor over de
nieuwe ruilverkavelingsovereenkomst, die werd gepubliceerd vóór de behande
ling van de wet in de 2e Kamer, die zooals bekend mag worden verondersteld
het ontwerp aanvaardde, zij het met eenige redactioneele wijzigingen ten aanzien
juist van dit punt. Ook de le Kamer vereenigde zich met het ontwerp, dat dus
nu weldra in werking zal kunnen treden. (Afgekondigd Stbl. no. 618, 10 Juni
1938). Op de suggestie om in elk geval de ruilverkavelingsovereenkomst, al
vorens deze zou kunnen werken, aan een onderzoek en een sanctie van de Cen
trale Commissie te onderwerpen, is men niet ingegaan.
No. 3558 bevat van een bekenden translateur, Mr. E. W. C a t z, eenige op
merkingen over „letterlijke" vertalingen. Den daarin geuiten wensch, dat ook
op dit gebied niet beunhazen door deskundigen met hun handteekening worden ge
dekt, kunnen we onderschrijven. Dat „letterlijk" vertalen soms onvereenigbaar is
met overeenstemming met het origineel, zou volgens den S. gemakkelijk te be
wijzen zijn met praktijkgevallen. Gaarne zouden we daarvan eens eenige spre
kende voorbeelden zien.
Een aardig geval van mogelijkheden, die het kadastraal afzonderlijk nummeren
van voortuintjes bij huizen, kan bieden, is ingezonden door „een landmeter" in
no. 3559. Er zijn 2 huizen, met voortuintjes op Staatsgrond, gebouwd. De Staat
verkoopt de voortuintjes aan den eigenaar van de beide huizen. Deze laatste
verkoopt nu 1 huis met voortuin aan X, den anderen voortuin aan zijn eigen
zoon en houdt het andere huis zelf, dus zonder voortuin. Verkooper wordt nu
geëxecuteerd op zijn huis, dat in waarde wordt gedrukt omdat het geen voortuin
en dus geen uitgang naar den weg heeft. De zoon is natuurlijk wel bereid ook
het voortuintje te verkoopen, maar tegen behoorlijke vergoeding, welke uiteraard
aan den hoogen kant zal liggen.
In hetzelfde no. wordt nog eens over artikel 719 B.W., den buurweg, ge
discussieerd. De Redacteur blijft o.i. op goede gronden van meening, dat het
mogelijk is een buurweg bij titel te vestigen al wordt dit standpunt bestreden.
No. 3560 bevat een vonnis van den Kantonrechter te Rotterdam, waaruit men
kan zien, hoe soms 2e hypotheekhouders, die bij executie niets zouden krijgen,
probeeren een slaatje te slaan uit het verleenen van vrijwillige toestemming tot
royement van hun nietswaardige hypotheken. En tevens hoe dit in het bedoelde
geval mislukte met uitvoerige motiveering.
In hetzelfde nummer is opgenomen een rechtsvraag over de wijze waarop een
Burgemeester bij een notarieele akte voor de Gemeente moet compareeren. De
redactie is van meening, dat art. 78 Gem. Wet toepasselijk is. Uit de akte moet
blijken, dat de Burgemeester als burgemeester, vertegenwoordiger van de Ge
meente optreedt.
Een inzender breekt in no. 3563 een lans voor het publiceeren ter Bewaring
1) Aanwezig in de bibliotheek van K. en L.