122 in theorie gelegenheid tot ontstellende onzekerheden en bezwaren- Ook hier heeft de praktijk zich aangepast en alleen door de weten schap wordt gesproken over de gevaren in ons stelsel (of onze stel selloosheid) verborgen, terwijl vrij zelden in de rechtspraak deze moeilijkheden aan de orde komen. Wij meenen dan ook, dat den samenstellers van onze wetsbepa lingen een woord van hulde niet mag worden onthouden voor het geen zij een eeuw geleden tot stand brachten. En zeker niet op deze plaats voor het feit, dat zij het Kadaster koppelden aan het publiciteitsstelsel en daarmede den grondslag leg den voor de groote vlucht, welke dit instituut sindsdien kon nemen, al werd daarmede in het rechtsstelsel een vreemd, immers technisch element gebracht, dat aanleiding zou geven tot vele moeilijkheden, vooral, als de rechter geroepen werd om deze op te lossen. Niet zoozeer bij het hypotheekrecht. Ons is geen geval bekend, waarin werd geprocedeerd over een hypotheekgrens. En mocht dit gebeu ren, dan kan o.i. de oplossing uit hoofde van de artt. 1219 jo 1224 en 1231 B.W. geen andere zijn, dan dat de hypotheekgrens is de kadastrale grens, tenzij door verjaring een geslaagd beroep op art. 1214 kan worden gedaan, waardoor een strook van een perceel als niet bezwaard zou moeten worden beschouwd. Anders evenwel bij de zakelijke gebruiksrechten. Daar kan steeds weer rijzen, en rijst dan ook telkens weer, de vraag naar de be doeling van partijen omtrent het object van hun transactie, omdat ten eerste niet alle rechtsovergangen aan publicatie zijn onderwor pen en ten tweede het specialiteitsbeginsel hier in de lucht is komen te hangen, omdat het niet in het B.W. is voorgeschreven en dus weglaten van de kadastrale aanduiding van het object de verkrij ging burgerrechtelijk niet laedeert. Weliswaar konden wij aantoonen, dat vrijwel steeds het ka dastrale perceelnummer als eenige aanduiding van het object in de akten voorkomt en dan de uitspraak luidt ten gunste van de ka dastrale grens, behoudens beroep op verjaring. Toch blijft die vraag naar de bedoeling van partijen nog open bij vervreemding van gedeelten van perceelen, waarbij de grens pas later wordt op gemeten op aanwijzing van partijen. Het komt ons voor, dat als de redactie van art. 671 B.W. uit het ontwerp 1860 was ingevoerd, dat dus de over te schrijven akte notarieel moest zijn en dat daarin het vastgoed met zijn kadastrale

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1938 | | pagina 120