123
kenmerken moest worden aangeduid, ook hier zou moeten gelden,
dat geleverd werd tot de kadastrale grens. De vraag naar de eigen-
domsgrens zou dan in de meeste gevallen, evenals bij het hypo
theekrecht, zijn die naar de kadastrale grens, waarmede een grooter
eenheid zou zijn bereikt, zij het niet volledig, maar waarbij nog
altijd zou blijven het niet te loochenen feit, dat men partijen dwingt
gebruik te maken van een voor hen volkomen onbekend iets: het
kadastrale perceel.
Het was voor de hand liggend, dat men een eeuw geleden greep
naar het kadastrale perceel om een belangrijke functie te vervullen
bij het rechtsverkeer van onroerend goed. Immers door het noemen
van dit nummer kon meteen vervallen de ingewikkelde perceelsbe
schrijving tot dan gebruikelijk, onontbeerlijk en toch niet afdoende,
terwijl tevens de moeilijkheid werd opgelost, dat men uit de oude
akten niet meer kan nagaan, waar het toen bedoelde perceel thans
is gelegen, als inmiddels de terreinstoestand geheel is veranderd.
Met het kadasternummer had men immers tevens de ligging van de
grenzen er van voor altijd zóó vastgelegd, dat ze steeds weer te
reconstrueeren waren, ondanks terreinsveranderingen.
Wij moeten hier natuurlijk geheel afzien van mogelijke fouten,
van ontbreken van meetgetallen, van slechte constructie, rekking
en krimping in de kaart. Met het kadastrale perceel is tevens de
ligging van de grenzen van dat perceel gegeven, met mogelijkheid
van reconstructie. Dit moge dikwijls een moeilijk op te lossen vraag
stuk zijn, de oplossing is een kwestie van technischen en niet van
juridischen aard.
Wij vermoeden, dat de wetgever van 1838 niet heeft ingezien,
dat hij, door het rechtsobject te willen laten aanduiden door een
meetkundig begrip als het kadastrale perceel, d.w.z. een object met
een op het terrein door natuurlijke en andere oorzaken wisselende
begrenzing, door het volkomen bepaalde vast begrensde kadastrale
perceel, onvermijdelijk een bron van conflicten moest ontsluiten.
Tenzij men tevens de verjaring ten aanzien van de grenzen had
uitgesloten (zooals Boer in 1881 voorstelde), waardoor het ob
ject van de transactie steeds gelijk moest blijven aan het kadastrale
perceel.
Men schiep nu de mogelijkheid van conflicten, nog vergroot,
doordat men aan alle kadastrale perceelen, dus ook aan de „cul-
tuurperceelen" met hun nog beweeglijker en zelfs ongecontroleerd