134
Het is niet dan na lang overwegen, dat ik tot de eerste stel
ling gekomen ben. Reeds vele jaren heeft het punt van de vernieu
wing de belangstelling van de vakkringen. Van bevoegde zijde is
tot voor eenige jaren nooit anders betoogd, dan dat die algeheele
vernieuwing noodzakelijk was, het was iets, waarover niet meer
gediscussieerd werd, het was een ambtelijk axioma. Reeds nu bijna
40 jaar geleden, toen ik mijn intrede deed in het kadastrale dienst
vak, werd om de algeheele vernieuwing geroepen, omdat het on
mogelijk werd geacht op andere wijze tot een behoorlijke boek
houding op de bezwaardheid te komen. Een wet als die van 5 Juni
1878 kon alleen oplossing brengen van al de moeilijkheden en be
zwaren, die zich voordeden bij de boekhouding op de bezwaard
heid. Niemand stelde een andere oplossing voor. Toen ik op een
van de vergaderingen van hypotheekbewaarders beweerde niet in
de noodzakelijkheid van de algeheele vernieuwing te gelooven, en
kans te zien om op andere wijze tot een goed resultaat te komen,
kon ik geen bijval krijgen. Dat er eindelijk op dat gebied toch iets
zal moeten gebeuren is zeker. Dat er nog niets gebeurd is, is teleur
stellend. Er was verwacht, dat naar aanleiding van het niet gepu
bliceerde maar toch gedeeltelijk bekend geworden Rapport van de
Commissiz~]ansma een wetsvoorstel tot algeheele vernieuwing in
etappen zou ingediend zijn. De Commissie-Jansma heeft dit voor
stel gedaan in verband met andere wijzigingen in de kadastrale en
hypothecaire boekhouding, o.a. de afschaffing van de in- en over
schrijving. Deze laatste maatregel werd bovendien aangekondigd in
de bekende Wet tot Verlaging van de Openbare Uitgaven. Wij
kunnen dus te zijner tijd nog zeker een voorstel tot afschaffing van
de in- en overschrijving verwachten en zeker zou het dan de tijd
zijn maatregelen te nemen tot verbetering van de boekhouding. Ik
geloof, dat het thans een goed tijdstip is om over het vraagstuk van
de vernieuwing in een kring van deskundigen te spreken en ik vlei
me met de hoop, dat bij het ontwerpen van de noodige maatrege
len ook kennis zal genomen worden van wat in deze vergadering
in inleiding en gedachtenwisseling te berde zal worden gebracht.
Waar ik stel, dat de algeheele vernieuwing niet noodzakelijk is,
zal ik moeten aantoonen, dat ook op andere wijze tot een bevredi
gende oplossing is te geraken. In de eerste plaats zal ik trachten
aan te toonen, dat de motieven, die de voorstanders van de alge
heele vernieuwing steeds aanvoeren, geen voldoenden grond