138
niet ambtelijk dwingen tot de afgifte van het verlangde stuk,
daar de bewaarder persoonlijk de verantwoordelijkheid voor de door
hem af te geven stukken droeg en ook voor zijn weigeringen. Bij
blijvende weigering zouden klagers den bewaarder volgens het ge-
meene recht tot de afgifte moeten brengen. Hoe dit geval afge-
loopen is, vermeldt de historie niet, maar dat laat zich wel raden.
Procedeeren is duur, veel duurder dan de kosten van een ten on
rechte opgemaakte akte van doorhaling. In zulke gevallen werd
dan in den regel van den schuldeischer van de inschrijving de toe
stemming tot ontslag uit het verband gevraagd met afstand van
het hypotheekrecht, dat hij nooit bezeten had. In den regel zijn de
schuldeischers gewillig, wanneer het geen geld kost en hun nota
ris, hun vertrouwensman, hun verzekert, dat ze er geen kwaad mee
kunnen. De toestemming wordt dan, hoewel onnoodig, gegeven.
Mochten ze evenwel weigeren, dan zou geen rechterlijke uitspraak
hen kunnen dwingen wel toestemming te geven. Ze hebben er im
mers niets mee te maken.
Tegenwoordig gaat dat anders. Sedert de Staat de verantwoor
delijkheid draagt voor de verrichtingen (en ook voor de weige
ringen) van de bewaarders, kan het publiek zich in de gevallen,
waarin het meent, dat de bewaarder ongelijk heeft, tot den Mi
nister wenden. Bij gebleken ongelijk van den ambtenaar zal de
Minister dezen gelasten, de door hem ten onrechte geweigerde ver
richting te doen.
Hetzelfde zal moeten gelden voor het opgeven van bezwaard-
heid van perceelen, die ontstaan zijn uit perceelen, die slechts ge
deeltelijk bezwaard zijn. Volgens de opvatting van het Hoofdbe
stuur, herhaaldelijk geuit (zie b.v. P.W. 9752), heeft de bewaarder
bij zijn onderzoek naar en zijn oordeel over de al of niet bezwaard -
heid van perceelen geen onderzoek te doen naar de rechtsgeldig
heid of de bewijskracht van gedane metingen, doch behoort hij
daarbij met practischen zin te werk te gaan, om daardoor zooveel
mogelijk tegemoet te komen aan de moeilijkheden, die voor de hy
pothecaire boekhouding voortvloeien uit het verbinden van gedeel
telijke perceelen. (Ook P.W. 7873 behandelt het geval en ook hier
is den bewaarder te verstaan gegeven, naar aanleiding van een
ingekomen klacht, dat hij bij het onderzoek naar de bezwaard-
heid niet kan volstaan met de raadpleging van zijn Register 69a.)
Ook nu behoort de besmetting niet te be-