148 doorgehaald worden op de gewone wijze, dan zullen er toch ruim 460.000, na 1920 genomen, onnoodig vernieuwd moeten worden. Schatten we de kosten voor de vernieuwing zeer matig op 10.-, dan is daarmee een uitgaaf van zeker 4.000.000.—' gemoeid, die opgebracht zal moeten worden door de onderzetters. Die kosten behoeven m.i. heelemaal niet gemaakt te worden voor de inschrij vingen na 1 Januari 1920 en moeten beperkt worden voor de oude inschrijvingen, die men handhaven wil. Het heeft geen zin, dat zooals de vorige vernieuwingswetten voorschreven, een nieuw groot borderel wordt opgemaakt, dat in de eerste plaats bevat een af schrift van het oude borderel met al de daarnaast geplaatste aan- teekeningen. Dat ligt immers alles in het archief van den bewaar der en het is monnikenwerk dat weer opnieuw te doen inleveren. Het is alleen noodig, dat de schuldeischer aan den bewaarder op geeft op welk vast goed de inschrijving moet blijven bestaan en voor welk bedrag en dat hij, indien hij niet de oorspronkelijk inge schreven schuldeischer is, aantoont, waaraan hij zijn bevoegdheid ontleent. Dat kan gebeuren bij eenvoudig verzoekschrift, geheel op de wijze, zooals thans een borderel van aanteekening is ingericht. Dat behoeft niet groot te zijn en kan gesteld worden op een for mulier van de afmetingen van dat, waarop in de toekomst de bor derellen voor de inschrijving zullen worden gesteld. Dezelfde manier van opberging kan dan daarvoor toegepast worden. Aan dat ver zoek hechte men het oorspronkelijke borderel, dat op deze manier ook nog eens ergens voor dient. De verzoekschriften tot handha ving en de borderellen van nieuw genomen inschrijvingen worden verwerkt in nieuwe registers No. 69a en daarin worden successie velijk verwerkt de inschrijvingen, na 1 Januari 1920 genomen. Dit laatste is dus slechts een administratieve vernieuwing van de boek houding op de bezwaardheid. Geleidelijk kan dit gebeuren en met den dag wordt de boekhouding vollediger en bruikbaarder. Het gaat er om, dat het gebruikte register aan den eisch van duidelijk heid en overzichtelijkheid voldoet. Oude en nieuwe registers zullen voorloopig naast elkaar gebruikt moeten worden, maar dat zou niet anders zijn bij een algeheele vernieuwing, over 8 of 10 jaar verdeeld. Nu heb ik als grens tusschen oude en nieuwe inschrijvin gen 1 Januari 1920 genomen. Zeker is die grens willekeurig, zooals elke grens willekeurig is, maar ik nam die grens aan in de onder stelling, dat de meeste thans nog openstaande inschrijvingen na 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1938 | | pagina 146