175 neem. Er zijn bezwaren tegen de tegenwoordige indeeling, er zullen nieuwe be zwaren komen bij alleen maar wijziging van de grenzen der bewaringen. Het is wel duidelijk gebleken, dat ik den tegenwoordigen toestand verre van ideaal vind. Wanneer men dergelijke wijzigingen onderneemt is het gewenscht dit te doen als een onderdeel van een algeheel reorganisatieplan. Daarbij zullen zich zooveel vragen voordoen, dat alleen na groote voorbereiding zoon maatregel kan genomen worden. Eenige van die vragen wil ik even stellen, zonder even wel zelf reeds hierop een antwoord te geven of een uitspraak van deze vergade ring te wenschen: Is het gewenscht de groote bewaringen met de talrijke districten van den landmeetkundigen dienst te handhaven naast de kleine met een of twee districten? Is het niet gewenscht de allergrootste bewaringen te splitsen in tweeën? Is het niet gewenscht een afzonderlijke zelfstandige dienst van kadaster, hy potheken en grondbelasting te scheppen en zoo ja, wat moet dan hierbij de eenheid worden? Is het niet gewenscht het bewaarderschap te combineeren met de nieuwe functie van hoofd van het landmeetkundig bureau? Is de combinatie van de allerkleinste bewaringen met het plaatselijk ontvang kantoor der Registratie wel een goede oplossing? Zoo zouden er meer vragen te stellen zijn. Maar de indeeling van de kan toren laat ik liever rusten tot een reorganisatieplan ontworpen moet worden. Als we hier over die vraagstukken in een groote vergadering met weinig tijd van gedachten gaan wisselen, komt er geen resultaat; vandaar mijn advies om het zoo te laten. Hierna geeft de Voorzitter gelegenheid tot gedachtenwisseling. Hij deelt mede, dat het bestuur het niet noodig acht, dat de vergadering hedenmiddag tot een bepaalde uitspraak komt: daarvoor is het vraagstuk te veelomvattend. Lezing en discussie zullen worden opgenomen in het Tijdschrift en ter kennis van de Regeering worden gebracht. De heer K1 u v e r s, de gedachtenwisseling inleidend, deelt mede, ook aan de bewaring Nijmegen te zijn begonnen met een vernieuwing van de registers 69a volgens het systeem-Hollcstelle. Daarbij heeft spreker een ervaring opge daan, die weliswaar het principe van het systeem onaangetast laat, maar die toch voor spreker het vemieuwingswerk heel wat omvangrijker heeft gemaakt, dan hij eerst had verwacht. Het kan daarom nuttig zijn er hier eens over te praten. Wanneer men in het algemeen bij het onderzoek naar de bezwaardheid van een bepaald grondstuk een inschrijving ontmoet op een vroeger gedeeltelijk ka dastraal perceel, dan wordt met behulp van de tenaamstelling in den staat 75, waarbij dit gedeeltelijk bezwaarde perceel is hermeten, uitgemaakt, in welk nieuw nummer het bezwaarde perceelsgedeelte is opgenomen. In het inschrijvingsdeel wordt in zoo n geval naast het bezwaarde perceelsgedeelte in margine het nieuwe nummer met potlood aangeteekend. Dan behoeft men bij een later opslaan van de inschrijving den staat 75 niet wéér te raadplegen. Wordt naar aanleiding van het onderzoek een getuigschrift van bezwaardheid afgegeven, dan worden het verloop en de resultaten van het onderzoek genoteerd in onderhandsche registertjes, zg. statenboekjes, zoodat ook dit werk later niet opnieuw behoeft

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1938 | | pagina 173