180
dan steeds moeten bepalen tot één dag.
De Voorzitter merkt op, dat voor 1939 het Landmeetkundig Congres
reeds gekoppeld is aan de jaarvergadering van Fotogrammetrie.
De heer Tichelaar trekt daarop zijn voorstel in.
De heer Hoving meent, dat het niet noodig is, geregeld een tweedaagsche
vergadering uit te schrijven. We hebben ook reeds de cursussen van de N. L. F.
en de vergaderingen van Fotogrammetrie. Daarom zou spreker als regel een-
daagsche vergaderingen willen aanbevelen.
De heer Ter PI eg t is tegen samenkoppeling. Voor K. en L. alleen bestaat
nog voldoende belangstelling.
De Voorzitter concludeert, dat het volgend najaar een eendaagsche ver
gadering zal worden gehouden als de agenda dat toelaat, anders een twee
daagsche.
Als plaatsen voor een eventueele tweedaagsche vergadering beveelt de ver
gadering vervolgens aan: Amsterdam met 33 stemmen, Utrecht met 27 stem
men en Zwolle met 1 stem.
Hierna schorst de Voorzitter te ongeveer half zes de vergadering tot den
volgenden ochtend tien uur.
Lezing van den heer W. F. Stoorvogel, landmeter van het Kadaster te
Eindhoven, over het onderwerp: „Doel en methode, omvang, organisatie en
kostenraming van hermeting van een gedeelte van Nederland."
Na heropening van de vergadering op 15 October verkrijgt de heer Stoor
vogel het woord voor het uitspreken van zijn elders in dit Tijdschrift opge
nomen lezing.
Vervolgens deelt de heer Tichelaar, in de plaats van den heer G1 e r u m,
die tengevolge van een motorongeluk niet aanwezig kan zijn, de resultaten mede
van een onderzoek, door de Utrechtsche landmeters ingesteld naar de totale op
pervlakte en den kadastraal-kartografischen toestand van de terreinen, gelegen
in de gemeentelijke uitbreidingsplannen onder de bewaring Utrecht.
Spreker wil aan de hand van eenig onontbeerlijk droog cijfermateriaal trachten
een indruk te geven van wat men onder het kantoor Utrecht op het hermetings-
urgentieprogram zou willen plaatsen. Voor een goed begrip wil spreker eerst
even in de herinnering terugroepen de inleiding, die de heer Glerum op de
vorige algemeene vergadering heeft gehouden.
De heer Tichelaar vervolgt dan:
De heer Glerum heeft dat toen genoemd den proloog, als inzet voor een
verdere actie van onze vereeniging.
Ik zou U nu willen schetsen het eerste tafereel van de eerste acte. Ik ben n.l.
van meening dat, om met inderdaad goed gefundeerd cijfermateriaal te komen,
het noodzakelijk is ons onderzoek uit te breiden; in de eerste plaats over het
kantoor Amersfoort, maar liefst over het geheele land. Hoewel misschien een
actie van het bestuur met de Utrechtsche gegevens ten Departemente reeds het
gevolg zou kunnen hebben, dat van die zijde een officieel onderzoek te dezer
zake werd ingesteld.
Wij hebben nu getracht, voor zoover het betreft het kantoor Utrecht, ge
gevens te verzamelen in de onder dat kantoor ressorteerende gemeenten, betref-