184 zien van de verzorging van de kadastrale kaart. In deskundige kringen is de kaart langen tijd beschouwd als niet meer dan een grafische voorstelling van het terrein, als een zaak van ondergeschikte beteekenis. Hoofdzaak was het veldwerk. Spreker acht echter een goed plan zeer belangrijk. Een ander voornaam punt is de kadastrale organisatie. Deze is langzamerhand erg moeilijk geworden. De interpretatie van de kadastrale gegevens uit de veld werken wordt steeds ingewikkelder, de werkwijze steeds stroever. Mogelijkheden van rationalisatie kunnen niet tot haar recht komen, als men niet komt tot een beknopter archief. Noodig zijn: maatregelen tot vereenvoudiging. Het middel daartoe is hermeting. Het gebruik van het tegenwoordige omvangrijke archief is thans dikwijls duur, duurder dan na hermeting noodig zou zijn. Het betreft hier een rekensom, die men telkens moet uitcijferen. Technische vragen als personeelsorganisatie acht spreker au fond niet belang rijk. Het Kadaster beschikt over voldoende krachten om dit soort moeilijkheden op te lossen. De practijk zal hier den weg wel wijzen. Spreker waarschuwt de beginselen van de actie voor hermetingen niet te ver zwakken door te veel op de details in te gaan. De heer Haasbroek is vol waardeering voor de inleiding. Op grond van zijn ervaring als leider van de hermeting Amsterdam beschouwt spreker als ideale samenstelling van een hermetingsbureau: 4 meetgroepen en 6 a 7 afwer kende teekenaars. Met de heeren De Korver en Wolters zou spreken het instituut van redres niet graag willen missen. Door te streng vast te houden aan het oude meetcijfer brengen we het Kadaster in discrediet, omdat we dan onpractisch zijn. Men moet niet te theoretisch worden. De heer E. H. W. Visser merkt op, dat de heer Stoorvogel som mige meetwerkzaamheden zou willen overlaten aan de meetarbeiders. Spreker wil ook in die richting gaan. Er zijn tal van meettaken, die ook voor de veld- assistenten nog te eenvoudig zijn. Zeer goed geschoolde meetarbeiders zouden die kunnen uitvoeren. De vraag moet daarom worden overwogen, of het niet wenschelijk is een dergelijke groep te vormen. Spreker zou daarvoor willen nemen oud-leerlingen Ambachtsschool. Men heeft hier een middel ter verlaging van de kosten. De heer G o v e r s constateert, dat inleider alleen de gemeenten boven 10.000 inwoners in beschouwing heeft genomen. Hoe zou echter het cijfermateriaal wor den, als men ook de kleinere gemeenten in het onderzoek betrok? Juist deze heb ben soms nog meer behoefte aan hermeting dan de grootere. De heer Korver informeert, of er al een becijfering is uitgevoerd over het verschil in bijhoudingskosten in hermeten en niet hermeten plans. Dit lijkt spreker van belang. De heer Stoorvogel beantwoordt hierna de verschillende sprekers. Bij de grensregeling wenscht inleider ook in de eerste plaats practisch te zijn. Men houdt echter steeds de moeilijkheid, hoe te handelen met de in de laatste tien a twintig jaren opgemeten eigendomsgrenzen, welke bij de hermeting blijken niet meer overeen te stemmen met den bezitstoestand. Spreker heeft de verschil lende methoden, die in gebruik zijn, om de moeilijkheid op te lossen, genoemd. De juristen in onze vereeniging zouden nuttig werk doen, met hier de goede

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1938 | | pagina 182