191
een résumé, zou beter zijn geweest, want nu ontbrak de tijd voor bestudeering.
Van Commissie I, welke tot onderwerp had „Kadaster"was voorzitter de
Directeur van het Zwitsersche Kadaster, Dr. h.c. J. Baltensperger; rap
porteur was R. Danger, de Redacteur van het Fransche vaktijdschrift. Een
9-tal rapporten was ingekomen, verschillende hiervan werden door de samen
stellers toegelicht. De heer V. Sheppard (Engeland) brak een lans voor
het Torrens-stelsel. In hoofdzaak waren de besprekingen gewijd aan de wer
king van (en eventueel de invoering van) een kadaster met bewijskracht. Een
ten congresse verspreide brochure samengesteld door de zorg van de Italiaansche
Landmetersvereeniging bevatte een pleidooi voor invoering van een kadaster met
bewijskracht in Italië; wij lazen er in, dat zulk een instelling geheel in overeen
stemming zou zijn met de beginselen van den fascistischen Staat, supremo rego-
latore di tutte le funzioni sociali."
Onder de rapporten voor Commissie II „Methoden en Instrumenten; Fotogram-
metrie" trokken de aandacht:
dat van H. Harry over nieuwigheden op dit gebied sinds 1934 in Zwitser
land, met een aanvullend rapport van S. Bertschmann;
dat van M. Jarre e.a., waarin getracht werd de nog steeds vrijwel af
wijzende houding der Fransche landmeters tegenover de dubbelbeeldafstands-
meting te motiveeren (naar onze meening zonder al te veel succes);
dat van W. Kolanowski over parallactische polygoonmetingen toegepast
in Polen als terristrischen grondslag voor luchtfotogrammetrie voor kaarten op
1 a 5000; (als bases voor de parallactische driehoeken dienden oorspronkelijk
invardraden van 2 m, later houten richtlatten van 5 m, waardoor de zijden meer
dan 400 m lengte konden krijgen; de tophoeken, en tegelijk de polygoonhoeken,
worden gemeten met een universeelen Wild-theodoliet; de methode wordt als snel
en voldoende nauwkeurig gekenschetst);
dat van F. Maranca (Italië) over fotogrammetrie en het (vrije-) land-
metersberoep.
Voorzitter van Commissie II was Prof. Dr. F. B a e s c h 1 i n, die aan de
T. H. te Zürich geodesie doceert. In plaats van Prof. Ir. W. Schermerhorn
trad als rapporteur op de heer P. J. Hamelberg. Deze had den inhoud der
rapporten samengevat in een op schrift gesteld résumé, dat als leiddraad voor
de besprekingen diende, en waaruit naar voren kwam, dat er wel verbeteringen
maar geen essentieele wijzigingen in den instrumentenbouw waren en dat in den
laatsten tijd het meest vorderingen vielen te constateeren op het gebied van de
fotogrammetrie.
De discussies liepen eerst over de nauwkeurigheidstachy metrie, waarbij de
vraag: speciale theodoliet met sterk vergrootenden kijker? ófwel iets minder ge
specialiseerd en iets minder zwaar instrument? aan de orde was. Van Zwitsersche
zijde werd betoogd, dat de praktijk had uitgewezen, dat een vergrooting 35 vol
doende was en eigenlijk ook wel de limiet waartoe gegaan kon worden.
Door Dr. Schneider van de Zeiss-fabrieken werd gewezen op verminde
ring van den invloed van persoonlijke fouten bij de dubbelbeeld-tachymetrie
(Bosshardt-Zeiss) door zoowel van links af als van rechts af de strepen te laten
coïncideeren en het gemiddelde der aflezingen op den trommel te nemen.
Gesignaleerd werd een artikel van Ackerl in Z. f. I. 1934 volgens hetwelk