20 Literatuuroverzicht. 1. Boekbeoordeclingen. H. J. van Veen, hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft, Inleiding tot de nomographie. 240 blz., 16 X 25 cm, Noord hof f Groningen, 1937. Prijs geb. ƒ5.90.1) Dit is een boek, waar om zoo te zeggen op werd gewacht. Feitelijk toch was men in groote verlegenheid, wanneer men een vraag naar geschikte literatuur over de nomografie moest beantwoorden. Populaire werkjes er over bestaan er meer dan genoeg. Dan waren er natuurlijk nog de uitgebreide werken van de Fransche Schrijvers zooals d'Ocagne en Soreau, maar deze gaan voor een eerste kennismaking veel te ver, terwijl gene te fragmentarisch de stof be handelen, hier en daar een greep doen, en daardoor weinig vormende waarde bezitten. In de Nederlandsche literatuur is er nog het werk van N o 11 r o t, maar voor iemand, die eenige wiskundige kennis bezit om op voort te bouwen, geeft dit boek een noodeloos ingewikkelden opbouw van het vak, een opbouw, die nimmer in staat zal zijn vrienden voor de nomografie te kweeken. En het vak is zoo eenvoudig. Het is juist deze eenvoud, die het werk van Prof. van Veen zoo aantrekkelijk maakt. De lezer moet op de hoogte zijn van de leer der determinanten en van de allereerste beginselen van de Ana lytische Meetkunde, nu dit is geen zware eisch. Verder is dit vak meetkunde, gewone vlakke meetkunde. Met opzet stel ik dit extra sterk op den voorgrond: men hoort toch zoo dikwijls opmerkingen maken, waaruit blijkt, dat de nomo grafie als iets zeer aparts wordt beschouwd. Voor ieder, die meetkundig kan denken, is de nomografie toegankelijk. Voegt men daarbij de omstandigheid, dat een landmeter dagelijks grafische methoden toepast, dan is het duidelijk, dat in de landmeetkunde de nomografie eigenlijk reeds lang gemeengoed van eiken beoefenaar zou moeten zijn. Dit kan zij nu gemakkelijk worden. De stof is in het werk van Prof. van Veen in vier deelen gesplitst. Deel A bevat een inleiding en behandelt de constructie van schalen. Deel B gaat over nomogrammen met lijnenschalen. Behandeld worden vergelijkingen met 2, 3 en meer veranderlijken. Deel C behandelt puntnomogrammen, eerst met 3, daarna met meer veranderlijken. In deel D worden diverse onderwerpen be sproken. Hier komt de verbetering van nomogrammen door projectieve trans formatie aan de orde; verder zijn hier in het kort besproken de lijncoördinaten van Unverzagt en Plücker en tenslotte worden vier voorbeelden uit gewerkt. Opmerkelijk is wel de mooie en rustige behandeling van de kegel- snede-nomogrammen en van de projectieve transformatie. Dit is belangrijk, om dat hier meestal voor den beginneling de grootste moeilijkheden liggen. Overal door den tekst heen wordt de theorie door voorbeelden verduidelijkt. Telkens worden bepaalde nomogrammen uitgewerkt en dat op een manier, die niets te wenschen overlaat. De lezer wordt niet overbluft door resultaten, maar de wording van het nomogram, het typische zoeken en tasten wat daarbij steeds noodig is, men vindt het alles vermeld. Inderdaad, uit dit werk is het vak te x) Opgenomen in de bibliotheek van K. en L.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1938 | | pagina 18