192 goede resultaten zouden zijn verkregen ook met verticale afstandsbaak. Vervolgens werd besproken de .vraag of de landmeter de concurrentie te vree zen heeft van de fotogrammetrie. Conclusie: zulks is niet het geval. Neemt men b.v. Zwitserland, waar fotogrammetrie wordt toegepast door een zeer beperkt aantal landmeters, die zelf van de dure restitutie-instrumenten zijn voorzien en die arbeiden in z.g. ,,accoord" met den Staat, daar zou ten eerste de Staat nooit tot vele van de opmetingen zijn overgegaan zonder fotogrammetrie en ten tweede blijkt daar, evenals bij toepassingen elders, dat er nog al wat terreinwerk te doen overblijft (signaliseering van punten, opmeting van op de foto onzichtbare grenspunten)En in Frankrijk hebben, volgens den heer R. Martin, tegen woordig de kleine particuliere-landmetersbureaux meer werk dan vroeger in ver band met de fotogrammetrische opneming van verschillende gemeenten voor de herziening van het Kadaster. Bij de behandeling van het onderwerp fotogrammetrie voor kaarten op groote schaal kreeg men mededeelingen te hooren over toepassingen in Italië, Engeland, Frankrijk, Zwitserland en Nederland. Van lang niet alle kon men de mate van nauwkeurigheid te weten komen; zoo werd omtrent aanwezige spoorwegkaarten op schaal van 1 a 1500 uit Engeland wel medegedeeld, dat zij nauwkeurig wa ren, hetgeen kon blijken hieruit, dat de eigenaars, die hun grond van hooge waarde hadden moeten afstaan, genoegen hadden genomen met grootten be rekend op deze kaarten, maar de uitkomsten met verificaties op den grond wer den niet medegedeeld. Voor Zwitserland werden wel cijfers genoemd: de verifi caties op den grond hadden uitgewezen in de kadasterkaarten op schaal 1 a 5000, vervaardigd hetzij met de apparatuur van Zeiss, hetzij met die van Wild, voor de coördinaten van geïdentificeerde punten een gemiddelde afwijking van 0,95 m in horizontale richting en van 0,77 m in verticale richting. Italië had fotogrammetrisch vervaardigde kadasterkaarten op schaal 1 a 1000, Frankrijk op schaal 1 a 2000. In een gecombineerde vergadering van de commissies I en II is ten slotte een vragenlijst vastgesteld aangaande de toepassing van de fotogrammetrie voor kadastrale doeleinden. Wij laten haar hier volgen, omdat zij van belang is te achten voor de toekomst: a. Betreft het een fiscaal of een rechtsgeldig kadaster? b. Hoe worden de grenspunten gesignaliseerd? c. Welk percentage wordt gesignaliseerd? d. Hoe is de terrestrische meetmethode om de op de foto onzichtbare grens punten vast te leggen? e. Wordt enkelbeeld- of dubbelbeeldfotogrammetrie toegepast? f. Hoe geschiedt de uitwerking van de foto's? g. Hoeveel punten worden er in coördinaten bepaald per ha? h. Worden ook de cultuurgrenzen in kaart gebracht? Worden hoogtelijnen geteekend? zoo ja, op welke equidistanties? k. Op welke wijze vindt verificatie plaats en welke is de nauwkeurigheid, die bereikt blijkt te zijn? Welke opgaven kunnen worden verstrekt aangaande de bijhouding? Commissie III handelde over „Urbanisme en Streekplannen. Voorzitter was K. Hendriksen (Denemarken), rapporteur Sir Charles Gott (Enge-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1938 | | pagina 190