30
aan maten en het zou mijns inziens dan ook een achteruitgang zijn
uit een oogpunt van openbaar belang, als de inschakeling van de
particuliere civiel-landmeters bij het Kadaster een zoodanige ont
vangst zou te beurt vallen als de heer K 1 u v e r s voorstelt.
Wellicht heeft de heer K 1 u v e r s meer gelegenheid dan schrij
ver dezes om de meening van de direct belanghebbenden te ver
nemen.
Amsterdam, Februari 1938.
Eenige beschouwingen over het artikel van den
heer C. J. KIuvers, hypotheekbewaarder te
Nijmegen, betreffende „Particulier Werk".
Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het artikel
van oud-collega K 1 u v e r s, opgenomen in het Februarinummer
1938 van ons Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde. De
schrijver geeft in zijn artikel een middel aan, waarmee o.a. zal
moeten worden voorkomen de veelvuldige vernummering bij her
haalde splitsing van „kadastrale perceelen, waarop gebouwd zal
worden".
Blijkbaar worden alléén de bouwterreinen rondom de steden be
doeld. Mocht deze conclusie onjuist zijn, dan zouden we met de
opgeworpen methode al direct vastloopen bij het meerendeel van
de moederperceelen, waarvan weliswaar vrij regelmatig bouwter
rein wordt verkocht, maar waarbij het lange jaren kan duren, vóór
dat het moederperceel heelemaal is bebouwd. We zouden de Ro-
meinsche cijfers hier veelal pas na jaren kunnen vervangen door
de definitieve perceelnummers en dan werd het middel erger dan
de kwaal.
Keeren wij dus terug tot de bouwterreinen rondom de steden.
Dus complexen, welke veelal snel achter elkaar worden volgebouwd.
Met medewerking, en een beetje goeden wil van de bouwers, kan
ook hier de eigendomsgrens meestal wel direct en definitief worden
vastgemeten, zonder dat later de grenzen afwijkingen van eenig
belang vertoonen.
Resteeren dus nog alleen die bouwperceelen, die dusdanig grillig
Un problème administratif cadastral fondé dans le droit ayant d'intérêt
pour le cadastre néerlandais.