45
gerd heeft. Vooral in een gemeente met een gemeentelijk grond
bedrijf brengt zijn aanwezigheid in gemeentedienst vele voordeelen
mede. Bij een grondbedrijf toch heeft men behoefte aan een grond-
administratie. Uit den aard der zaak geeft het veel arbeidsbespa
ring en komt het de overzichtelijkheid zeer ten goede, indien deze
administratie wordt gevoerd aan de hand van de kadastrale per-
ceelsindeeling. Tot nog toe zijn hieraan bezwaren verbonden. Het
kardinale punt van deze bezwaren is, dat men buiten het Kadaster
de kadastrale manipulaties met de perceelen niet voldoende kan
volgen. Op gezette tijden wordt mededeeling gedaan van splitsing
van perceelen, hermeting enz. Men merkt, dat de grootte van een
perceel af en toe gewijzigd wordt, men hoort op een gegeven
oogenblik van de invoering van consorten, maar waarom nu bijv.
geredresseerd werd, waar een consort gelegen is, dat alles blijft
in den regel voor den administrateur of boekhouder van een ge
meentelijk grondbedrijf een duistere zaak. Plotseling merkt hij, dat
de oppervlakte in zijn boeken weer eens niet klopt en nadat hij
zich de eerste keeren suf geteld heeft, weet hij het nu wel en
boekt een post „kadastrale verschillen Ook hier zal de buiten
gewoon landmeter van het Kadaster licht en goede hulp kunnen
verschaffen. Het is ieder, die op deze wijze met het Kadaster in
aanraking komt duidelijk, dat hier een terrein voor intensieve sa
menwerking braak ligt.
Samenwerking met het Kadaster behoort niet te beginnen of
te eindigen met het verstrekken van eenige meetarbeidershulp,
eventueele veldassistentie van de zijde van de gemeente; noch met
het verstrekken van een kaart van de zijde van het Kadaster.
Samenwerking met het Kadaster dient zóó ruim te worden op
gezet, dat daarbij in grove lijnen het volgende programma ver
wezenlijkt kan worden:
1°. Het voorkomen van dubbele metingen.
2°. Het in stand houden van een gemeenschappelijk net van vaste
punten.
3°. Het verstrekken van die gegevens over en weer, welke voor
een goede functionneering van beide diensten noodig zijn.
4°. Het zoodanig inrichten van de metingen, dat datgene wat ook
voor de andere partij van belang is, zooveel mogelijk in de
meting een afgerond geheel vormt en er desgewenscht op
eenvoudige wijze uit te lichten is.