51
De Rechtbank had het beroep op dwaling in de zelfstandigheid der zaak, toen
bleek, dat de afmetingen van het terrein onvoldoende waren voor een door
verkooper schetsmatig aangegeven bouwplan, afgewezen. De afwijking in de
grootte bedroeg ong. 12 en dus zou art. 1522 niet toepasselijk zijn, zooals
voor het Hof in hooger beroep werd aangevoerd en bovendien zou dit artikel
een regel geven, waardoor een beroep op dwaling zou zijn uitgesloten.
Het Hof verwierp dit betoog en leidde uit de bewoordingen van het contract
en het ter zitting aangevoerde af, dat hier van dwaling sprake was, zoodat het
de overeenkomst vernietigde.
De conclusie van den Advocaat-Generaal haalt tal van schrijvers aan, terwijl
in een noot van E. M. M. deze litteratuur nog wordt aangevuld en deze er nog
de aandacht op vestigt, dat in het onderhavige geval wel degelijk door verkoo
per een opgave omtrent het mogelijk bebouwen van het terrein was gedaan, die
voor kooper aanleiding tot het contract was. Toen dit plan wegens te kleine
maat van het terrein niet kon doorgaan, was er dus dwaling in de zelfstandig
heid van de zaak, die tot vernietiging van de overeenkomst moest leiden, zooals
dan ook de Hooge Raad in zijn arrest deed.
Uit Res et Jura Immobilia 1937/7 en 8 vermelden we een Arr. Royal van
18 September 1936, waarin voorkomen nieuwe tarieven voor extracten plan en
legger e.d., die ginds heel wat goedkooper zijn dan te onzent n.l. respectievelijk
frs 8 en 3 tot en met 10 perceelen.
Ook is de mogelijkheid geboden, de extracten plan te laten maken op linnen
of bijzonder zwaar papier, verstrekt door de aanvragers, of om op verzoek de
plans op bijzondere wijze te kleuren.
Tegen een verhooging van 50% kan men spoedaanvragen doen en is dan
verzekerd, het gevraagde in 3 dagen te krijgen, behoudens uitzonderingsge
vallen.
In nos 9 en 10 wordt ook gewag gemaakt van de huldiging van den heer
Van Hoecke met al de toespraken, die daarbij zijn gehouden; in een harte
lijk slotwoord spreekt de Redactie van Res et Jura de hoop uit, den jubilaris nog
vele jaren in haar staf te mogen tellen
„Enkele wenken over het Grondstelsel in Belgisch Congo" is de titel van een
voordracht door J. H. P a e 1 i n c k, Gewestbeheerder in die kolonie. In het
2e en 3e nummer van het Driemaandelijksch Tijdschrift (1937) van het Ver
bond van Belgische Maatschappijen van Landmeters is een verslag opgenomen,
waaraan wij het volgende ontleenen.
De grond in de kolonie wordt in drie groepen ingedeeld, die door van elkaar
verschillende rechtsregels worden beheerscht.
In de eerste plaats wordt een en ander medegedeeld over de „inlandsche
grondenwaarvoor gelden de regels van het inlandsche gewoonterecht, krach
tens het decreet van 3 Juni 1906. Dit decreet waarborgt aan de inboorlingen
het genot van de gronden, die ze „bezetten" met uitsluiting van anderen, terwijl
daarnaast gerekend wordt met uitbreidingsgronden en met grond, waarop ge
notsrechten ,,sui generis" worden uitgeoefend, gezamenlijk met anderen.
Het is de bedoeling, al deze inlandsche gronden af te bakenen en de rechten
er op vast te stellen, maar dit gebeurt voorloopig alleen als een Europeaan