54
leeftijd hem tot dit besluit gebracht heeft. Gedurende 35 jaren is Prof. Muller
lid en sinds 15 jaren voorzitter van de commissie geweest en veel is deze hem
verschuldigd voor zijn leiding en helder oordeel. In het bijzonder is dit het
geval met schrijver dezes, die van 1909 af, toen hij als ingenieur in dienst van
de commissie trad, steeds zijn hulp en steun gehad heeft, en die sinds lange
jaren het voorrecht heeft door hechte vriendschapsbanden aan hem verbonden
te zijn. Hij dankt het in niet geringe mate aan hem, dat zijn zwaartekrachtson-
derzoek op zee zoo groote uitbreiding heeft kunnen krijgen en dat van de groote
mogelijkheden, die de Nederlandsche Marine daarvoor heeft willen geven, zoo
volledig gebruik kon gemaakt worden.
Muller werd in 1856 te Maastricht geboren, studeerde aan de K.M.A. te
Breda en werd in 1876 benoemd tot tweede-luitenant van de Genie bij het N.I.
leger. Hij nam na een detacheering in Nederland voor de studie van de geode
sie, aanvankelijk als assistent, later als chef, deel aan de triangulatie van Suma
tra door den Topografische Dienst. Merkwaardig was de door hem tijdens deze
triangulatie geconstateerde verschuiving van de driehoekspunten ten gevolge
van de aardbeving van 1892; dit was de eerste maal, dat een dergelijke ver
schuiving geodetisch werd vastgesteld, hetwelk van veel beteekenis was voor
de bepaling van de met de aardbeving gepaard gaande aardkorstbewegingen. In
1896 werd het hoofdkwartier van de triangulatiebrigade van Sumatra naar
Batavia overgebracht. Een zijner laatste belangrijke werkzaamheden vóór zijn
eervol ontslag uit den militairen dienst in 1903 hij was intusschen tot majoor
bevorderd was het leiderschap van de Nederlandsche zoneklipsexpeditie naar
de Padangsche Bovenlanden in 1901. In 1903 werden zijn wetenschappelijke
verdiensten erkend door de Rijksuniversiteit te Utrecht, die hem eeredoctor in de
wis- en sterrenkunde maakte.
Onmiddellijk na zijn terugkeer naar Nederland in ditzelfde jaar werd hij tot lid
van de Rijkscommissie voor Graadmeting benoemd en tevens tot buitengewoon
hoogleeraar in de geodesie en de kartografie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht,
welk ambt hij tot zijn 70ste jaar heeft bekleed.
Naast deze eervolle wetenschappelijke werkzaamheid heeft Muller zich
sinds 1904 ook op verzekeringsgebied bewogen. Hij was directeur van de Kos
mos, voorzitter van het zevende internationale actuarieele congres te Amster
dam van 1912 en wiskundig adviseur van de pensioenfondsen der Ned. Spoor
wegen en der N.I. Spoorweg Mij. en van het Departement van Koloniën. Hij
bewerkte de sterftetafels voor Nederland over de perioden 1911 1920 en
1921-1930.
Met Muller gaat een man van groote bekwaamheid en hooge karaktereigen
schappen uit het openbare leven heen. De regeering heeft deze eigenschappen
geëerd door zijn benoeming tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw
en officier in de orde van Oranje-Nassau. Zijn talrijke vrienden zullen hem nog
vele gelukkige jaren toewenschen.
(N.R.C. 15-2-1938.)