66 daarbij herhaaldelijk proefondervindelijk de grootte van den refrac tiecoëfficiënt en kwam tot de conclusie, dat de astronomische re fractietheorie juist was, maar de refractiecoëfficiënt een veel groo- ter waarde had. Ten onrechte noemden eenige onderzoekers dit terrestrische refractie. In den loop van de vorige eeuw trad de waterpassing op den voorgrond en toen heeft men de groote vergissing begaan te trach ten de waarden van deze zoogenaamde terrestrische refractie te gebruiken. Dit is wel de oorzaak, dat men nu na zooveel jaren en nadat reeds tallooze proefschriften over de refractie verschenen zijn in het algemeen nog een zeer onvolledig en vaak verward inzicht daarin heeft. Het opmerkelijke feit doet zich namelijk voor, dat in de on derste luchtlagen (om de gedachten te bepalen tot twee meter boven den grond) de lichtstralen normaal overdag van de aarde af, dus met den bollen kant naar beneden, gebogen worden en niet, zooals bij de astronomische refractie, met den hollen kant naar de aarde. Alleen in de onderste luchtlagen behoort men van terrestrische refractie te spreken. L a 11 e m a n d was wel de eerste, die een theorie opstelde over refractie bij de waterpassing. Erdmessungsbericht, 1897). Hij ging helaas van de genoemde foutieve veronderstelling uit en velen hebben zijn voetspoor gevolgd. Dipl. Ing. F. Kohlmüller komt in zijn dissertatie Zur Refraktion im Nivellement, München 1912, tot dezelfde conclusie, na zeer uitvoerige proeven, tengevolge van een eenvoudige denkfout bij de bewerking van zijn metingen. Dit proefschrift is in de latere literatuur zoo vaak aangehaald, dat men onwillekeurig den indruk krijgt, dat dit het standaardwerk op het gebied van de refractie zou zijn. Het moge daarom van be lang zijn, de fouten er in aan te toonen. Door den schrijver werd op een gelijkmatig hellenden dam een instrumentstandplaats, punt 5 in figuur 1, gekozen en van daaruit werden op 40, 60, 80 en 100 m afstand naar beide kanten zeer stevige piketten met speciaal gesmede koppen in den bodem ge slagen. Van deze instrumentstandplaats uit, welke gedurende den ge- heelen dag onveranderd bleef, werden ongeveer iedere twee uur om beurten op alle punten opgestelde baken afgelezen. De volgorde was zoodanig, dat op de aflezing „voor op 40 m afstand direct

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1938 | | pagina 64