68
Als volkomen willekeurig voorbeeld nemen we uit de vele ge
gevens die van half elf des morgens (blz. 20).
In deze tabel is de waargenomen hoogte bepaald als verschil tus-
schen de hoogte van de vizierlijn en de baakaflezing; deze hulpge-
gevens hebben we weggelaten, evenals de gemeten temperaturen.
Uit bovenstaande gegevens blijkt, dat de waargenomen hoogte
van elk der punten steeds lager is dan de gegeven hoogte; de pun
ten schijnen dus gezakt te zijn.
Met behulp van figuur 2 zal het direct duidelijk zijn, dat als punt
1 in 1 schijnt te liggen, de aflezing op de baak (b) grooter moet zijn
dan de aflezing (a), die met een juiste ligging van het punt 1 over
een zou stemmen.
(We moeten immers de baakaflezing van de hoogte van de vi
zierlijn aftrekken om de hoogte van het punt te krijgen.)
In werkelijkheid is het punt niet van plaats veranderd; de licht
straal moet dus naar boven gebogen zijn en zoodoende een grootere
baakaflezing veroorzaken (figuur 3).
De in bovenstaande tabel aangegeven minteekens voor de re
fractie duiden dus op een naar boven gebogen worden van den
lichtstraal.
Helaas vergeet K o h 1 m 11 e r dezen overgang van „hoogte
van de punten" naar „baakaflezingen" en zegt op blz. 22, dat uit
bovenstaande gegevens blijkt, dat de lichtstraal naar beneden ge
bogen wordt, welke negatieve kromming bijna den geheelen dag
aanhoudt, zoodat de baakaflezingen tengevolge van den invloed
van de refractie steeds te klein worden gevonden.
Met deze foutieve conclusie wordt de volgende 79 bladzijden
verder gewerkt. Er worden nog talrijke belangwekkende proeven
beschreven, maar bij alle wordt dezelfde fout gemaakt (hoogten van
de punten verward met baakaflezingen), waardoor 5 van de vol-
Achter
Voor
Afstand
100 m
80 m
60 m
40 m
40 m
60 m
80 m
100 m
Waargenomen
hoogte
Gegeven hoogte
Refractie
2.0816
2.0886
7.0 mm
2.2302
2.2340
3.8 mm
2.0126
2.0136
1.0 mm
1.4850
1.4858
0.8 mm
0,0512
-0.0511
0.1 mm
0.5726
0.5721
0.5 mm
0.3842
0.3821
2.1 mm
0.003
0.000
2.4mt