91
is uit methode I, parallel met de waardestijging van den bodem,
het tweede systeem gegroeid; de geleidelijke overgang valt onge
veer in den tijd van 1890 tot 1910 a 1920. Bij deze werkwijze ver
vangt men de meetgrenzen door met behulp van jalons uitgeba-
kende meetlijnen. Deze worden verder doorgetrokken dan hoogst
noodzakelijk is en liggen dus in grooter verband vast; een ver
band, dat door volgende .metingen op of bij hetzelfde perceel steeds
beter en hechter wordt. Zoo ontstaat er vaak een geraamte van
meetlijnen, waarin men diverse controles kan aanbrengen, iets,
waartoe de primitieve methode minder geëigend is: hierbij beperkt
zich dat in hoofdzaak immers tot het terugmeten langs dezelfde
grens. Nu wordt het ook mogelijk zelfstandige kaarteeringen te ver
vaardigen op grooter schaal, waardoor een nauwkeuriger opper
vlaktebepaling ontstaat, hetgeen met den gestegen grondprijs in
overeenstemming is. Bovendien krijgt men een beter inzicht in
de betrouwbaarheid van de kaart; en tenslotte noem ik als belang
rijk voordeel, dat in de meeste gevallen de grenzen weer kunnen
worden uitgezet met een nauwkeurigheid, waarover men tevreden
kan zijn. Bij die verhoogde nauwkeurigheid is in het bijzonder de
wijze van afpaling van groot belang, omdat een soliede afpaling
èn de huizen een indirecte vastlegging van de meetlijnen vormen;
de betere afpaling en methode II zijn tegelijkertijd gegroeid.
De aan deze werkwijze verbonden nadeelen komen duidelijk aan
het licht, indien we haar met een hermeting en met methode III
vergelijken. Als factoren, die hermeting wenschelijk maken, noem
ik: de verhoogde eischen van het publiek (een gevolg van de ver
meerderde grondwaarde), het toenemend gebruik van kadastrale
gegevens door andere diensten en de soms dermate slechte staat
van onze plans, dat hun bijhouding tot een ware plaag wordt. Een
hermeting begint met den aanleg van een meetkundigen grondslag,
dat is een verzameling van vaste punten, die zooveel mogelijk blij
vend verzekerd worden en tevens tot vastlegging van de metingen
van andere openbare lichamen strekken; ze worden berekend in
het grootst mogelijk verband, dat voor ons land denkbaar is, nl. het
stelsel van de R. D. M. Deze meetkundige grondslag maakt het
principieele verschil uit met methode II. Dit verschil brengt in de
praktijk blijkbaar zooveel werk met zich mee, dat in terreinen, waar
men eenigszins met methode II kan volstaan, hermeting achter
wege blijft.