92 Daarom is in de laatste jaren als geleidelijke overgang methode III gegroeid, waarbij men overigens evenzoo te werk gaand als bij methode II er rekening mee houdt, dat de meetlijnen niet los van elkaar komen te liggen, maar tot polygonen worden aan- eengekoppeld of in ieder geval in de toekomst kunnen worden aaneengëkoppeld. De knikpunten worden met zorg gekozen en ver zekerd, maar de landmeter stelt de andere werkzaamheden uit, tot dat in den loop der jaren het terrein zoo met polygonen is door sneden, dat met weinig extra detailmetingen en met de hoekme tingen de gegevens kunnen worden gecompleteerd. De voordeelen van de derde werkwijze boven de tweede zijn: a. Men meet in nog grooter verband; een meetlijn, die aan slechts zeer weinig terreinsvoorwerpen is vastgelegd, kan nu zoo noodig eveneens met behulp van de aansluitende polygoonzijden weer worden opgezet. De ligging van de grenzen is dus beter ver zekerd en kan nauwkeuriger worden aangewezen. b. Het zal bij een hermeting mogelijk zijn alle vroegere metin gen in hun geheel te gebruiken, iets, wat bij methode II nooit voor komt, ondanks het streven van den landmeter, de oude lijnen zoo weinig mogelijk te verwerpen. Wanneer in de praktijk zou blijken, dat ongeveer de helft van het volgens het tweede systeem verrichte werk voor de hermeting kan worden gebruikt, dan is het voordeel van methode III nog tweemaal zoo groot. En volgens mijn ervaring ligt het percentage van bruikbaarheid dichter bij de 20 dan bij de 50. Oude lijnen zijn bij een hermeting niet te handhaven, als ze onge veer in eikaars verlengde loopen, elkaar op een totaal ongeschikte plaats snijden, op kruispunten van wegen niet in één punt samen komen, niet tot een splitsing van wegen kunnen worden doorge trokken, enz. c. Een derde voordeel ligt aan den ethischen kant van de zaak. De landmeter, die methode III toepast, weet dat bij een toekom stige hermeting zijn werk niet voor 20 maar voor zijn geheel zal en moet worden gebruikt, hetgeen zijn ambitie verhoogt, wat dan weer indirect het Kadaster ten goede komt. d. Hierboven heb ik reeds opgemerkt, dat de nauwkeurigheid van ons meten tenslotte bepaald wordt door de toekomstige bodem gesteldheid en bodembestemming. Evenzoo moeten wij er rekening mee houden, dat er steeds hooger eischen aan kadastrale kaarten gesteld worden en zullen worden. Waar bijv, een gemeentedienst

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1938 | | pagina 90