95
geval van een grensuitzetting (volgens a. b.) is mijns inziens hier
wel, dat beide partijen deze „schouderophalend negeeren".
Evenwel waar de heer Kluvers zich gaat bewegen op het
gebied van het recht, daar wordt door hem een naar mijn meening
verwerpelijk beeld gegeven van wat „recht" is, of liever: behoorde
te zijn. i
De heer Kluvers bespreekt de weinige kansen, voor de oor
spronkelijke afscheiding a. b„ dat deze hoewel volgens hem on
herroepelijk eigendomsgrens voor den rechter erkenning zal
vinden als koopgrens van het westelijke perceel (214), hoewel het
is de kadastrale grens van 214 en wel op grond van het „causale
recht" uit de redelijke wilsafleiding van den verkooper van no. 214
om niet een stuk huis te willen verkoopen.
De redeneering, die de heer Kluvers daaromheen weeft, be
vat een verdraaiing van wat ondergeteekende ziet als de juiste ver
houding tusschen wet en rechtspraak en de oorzaak ligt in de ont
wrichting van het causaliteitsbeginsel door de wet met al de ge
volgen van dien.
Om den heer Kluvers te volgen: op blz. 77 schrijft hij:
a. „Oppervlakkig beschouwd lijkt dat zeer vreemd, want door de
„overschrijving van de acte is de lijn ab de eigendomsgrens
„geworden en noch het bouwen van den muur, noch latere af-
spraken van partijen, noch de landmeter, noch de rechter kan
„daaraan iets veranderen. (Slechts de overschrijving van de
nieuwe acte of de verjaring kan dit bewerken.)"
Deze zinsnede van den heer Kluvers is geheel ontleend aan
de „bepaling" van art. 671 B.W. aangaande de levering van vast
goed (door de overschrijving in de openbare registers).
Deze bepaling bevat de ontwrichting van de rechtsoorzaken, door
<4 a.