98
le. De overeenkomst tusschen partijen bevatte en bepale slechts
een gekenmerkte grenslijn.
2e. Het bewaren van die grenslijn in rechten is aan dezelfde
partijen en derzelver rechtsopvolgers.
3e. De aan rechtverkrijgers door wederzijdsche eigenaren aan
gewezen en onderhouden begrenzingen worden naar hun plaats
geacht in rechten een voortzetting te zijn van de aanvankelijk
overeengekomen lijnen.
4e. De meetkundige voortbrenging van de lijn der oorspronke
lijke begrenzing moet op meetkunstige bewijsvoering gegrond zijn
(een rechte lijn door 3 punten, terugvinden van grensmerken, enz.).
5e. Een meetkunstige voortbrenging van de oorspronkelijke
grenslijn, die afwijkt van de onder 3e genoemde lijn, moet in rech
ten voor deze laatste wijken.
6e. Alleen de vraag naar de in punt 4 bedoelde lijn kan bij de
grensaanwijzingen worden beantwoord.
7e. Indien één der eigenaren eigenmachtig, zonder den anderen
daarin te kennen, een grenslijn, als bedoeld onder 2e, overschrijdt
en daardoor de medepartij nadeel berokkent, moet de rechter in
staat zijn om van de mate der grensoverschrijding kennis te kunnen
nemen.
8e. Om den rechter daartoe in staat te stellen moet de onder
le bedoelde lijn ter plaatse kunnen worden voortgebracht; door
wien of op welke wijze doet in beginsel niets aan deze voor
waarde af.
9e. Wat onder 7e en 8e is aangemerkt aangaande de lijn be
doeld onder le geldt in rechten evenzeer voor de lijn bedoeld
onder 3e.
10e. De .rechtsgeldigheid" van de lijn bedoeld onder 3e is als
oorzaak van levering van kleine grondoppervlakken onderworpen
aan de regelen van het causale recht.
11e. De bepaling van art. 671 B.W., al of niet gekoppeld aan
het kadastrale perceel, verwerpt in verband met 10e, de grenslijn
bedoeld onder 3e.
12e. Het onvermijdbare van het bestaan van de lijn onder 3e,
als regel van het dagelijksch leven, eischt verwerping van de leve-