101
levering van de bollen was beschreven. Zoowel het Hof te Amsterdam
N. J. 1936/311, als nu de Hooge Raad in cassatie, wezen dit verweer af. Vol
gens beide colleges verzet art. 655 B.W. zich tegen een andere oplossing. Ook
Prof. Scholten in zijn noot onder het arrest is het hiermede eens, vindt
echter de oplossing wel onbevredigend, omdat in den bollenhandel algemeen zoo
wordt gehandeld en men de bollen steeds als zelfstandige zaken beschouwt, of
ze al dan niet in den grond zitten. Te verwachten is dus, dat te eeniger tijd
andere nu gewaarschuwde kweekers met hun koopcontracten komen aandragen
om deze te laten overschrijven. Geweigerd zullen ze dan niet kunnen worden,
maar veel meer dan overschrijven zal er niet mee kunnen gebeuren. Zou men ze
zelfs wel aanteekenen op den algemeenen naamwijzer? De kwestie in P. W. 13224
behandeld over het bovenveen van bepaalde perceelen, waarbij werd beslist, dat
verklaringen van eigendom van bovenveen moesten worden geweigerd ter over
schrijving, ging om een anderen inzet dan hier. De aangeboden verklaring had
geenerlei beteekenis, omdat ze niet was een titel van eigendomsverkrijging en als
zoodanig dus niet behoorde te worden overgeschreven. Voor de akte omtrent
de bollen staat vast, dat het is een titel en betreft onroerend goed, zij het dan
ook, dat het onroerende karakter maar zeer tijdelijk is. Het arrest heeft veel on
rust in de kringen van de bollenkweekers gewekt.
N. J. 1938/338. Over een „heerlijk" jachtrecht naar aanleiding van een be
slissing van de Jachtcommissie moest het Hof te 's-Hertogenbosch een uitspraak
doen. Het zeer uitvoerige arrest gaat diep in op de kwestie van heerlijke en
zakelijke jachtrechten en komt tot de conclusie, dat de Jachtcommissie hier ten
onrechte een gepretendeerd jachtrecht heeft erkend en vernietigt dus de beslis
sing van dat college. Voor lezers, die hierin belangstellen, kunnen we behalve
de bestudeering van dit arrest aanbevelen de lectuur van een proefschrift door
Mr. De Meyere over Oude nog bestaande zakelijke rechten, dat onlangs in
tweeden druk is verschenen en een schat van gegevens bevat over vischrechten,
recht van aanwas, bepoting, weidegang en tal van andere meer, met een in
leidend betoog over het al of niet juridisch bestaan van die rechten (prijs
3.90).
N. J. 1938/353. Dit arrest van den Hoogen Raad is een aanvulling van dat
over den beruchten watertoren. In dit geval werd door iemand op eigen grond
op 25 cm van buurmans huis een hooge schutting geplaatst, die vrijwel alle licht
en lucht benam in de woonkamer en keuken van dien buurman. Toch werd dit
toelaatbaar geacht, omdat werd uitgeoefend een eigen recht, niet met de bedoe
ling om een ander nadeel toe te brengen, maar alleen om een einde te maken
aan voortdurende ruzies, eerst van de vrouwen later ook van de mannen. Het
arrest is zeer uitvoerig gemotiveerd, met aanhaling ook van wat als commen
taar op het vrijwel gelijkluidende arrest Hof Arnhem in dezelfde zaak
(1937/599) is verschenen. Prof. Schol ten meent in zijn noot, dat deze uit
spraak toch minder gewenscht is; verbetering is niet te bereiken door het han-
teeren van de leer van het rechtsmisbruik, zooals hier gebeurde. Alleen van een
verbetering van ons burenrecht zal volgens hem een oplossing zijn te ver
wachten.
N. J. 1938/356. Lezers, die het zoojuist genoemde boek gaan bestudeeren, vin
den in het vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage daarop weer een aanvulling