161 opzicht de basis van menig groot bedrijf in de fotogrammetrie is. wordt gedemonstreerd door het feit, dat door velen het naast el kander staan van een stereoplanigraaf van Zeiss en een auto graaf van Wild als een zeldzaamheid van het Delftsche instituut werd beschouwd. Men kan daarom ook bijna nergens een behoor lijke objectieve vergelijking van dergelijke apparaten krijgen, omdat men hetzij het eene, hetzij het andere type gebruikt, maar deze niet naast elkaar aantreft. Dit bevordert dan weer het aantal fabeltjes, dat over de vergelijking van typen in omloop komt. Het zou onjuist zijn uitsluitend de instrumentenindustrie te be schuldigen deze begrenzing te bevorderen. Het tegendeel is juist: van nature zoekt de industrie expansie over de grenzen heen. Het zijn meestal de gebruikers in de verschillende instituten, die ver trouwd raken met de eigen methoden en die, hetzij uit nationa listische motieven, hetzij uit gronden, die aan sleur verwant zijn, afzien van onderzoek van iets nieuws. Immers het is volkomen on aannemelijk, dat indien instrument a in land A zeer groote diensten bewijst, het dit in land B plotseling niet meer zou kunnen doen, doch de concurrentie tegen instrument b a priori zou moeten ver liezen. Het schijnt mij buitengewoon moeilijk de fotogrammetrische con gressen zoodanig te organiseeren, dat aan deze bezwaren tegemoet gekomen wordt en dat zij bijdragen tot meer openheid op vakge bied. Als een merkwaardigheid kan ook nog wel eens gememoreerd worden, dat men vrijwel uitsluitend resultaten te zien kreeg van groote diensten en bedrijven. Terwijl men op het gebied van andere technieken of wetenschappen wel te maken krijgt met individueele prestaties van wetenschappelijke instituten, was dit op het congres voor fotogrammetrie, althans in 1938, slechts zeer weinig het ge val. Het zwaartepunt lag geheel, hetzij op de industrie (al was deze dan soms ook verdekt opgesteld), hetzij op de representanten van kaarteeringsinstituten of -bedrijven. Ik vermoed, dat dit feit op zich zelf samenhangt met het euvel, dat ik boven gesignaleerd heb. Uit ervaring weet ik. dat, indien men werk heeft te produceeren binnen zeer beperkten tijd, het niet altijd in de eerste plaats de problema tiek van het vak in de volle breedte is, die ons bezig houdt, doch meer speciaal de mogelijkheid om een draaglijke oplossing voor onze moeilijkheden binnen den gestelden tijd te vinden. Bovendien staat

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1938 | | pagina 114