162 dan na elk tot oplossing gebracht vraagstuk weer een nieuwe op gave klaar. De snelle opeenvolging veroorzaakt alleen dan geen on rust in het bedrijf, indien de nieuwe opgave kan worden opgelost volgens dezelfde methoden, die men direct er voor met moeite heeft ontwikkeld. Ongetwijfeld is dit voor de ontwikkeling van de me thoden der luchtkaarteering een sterkte en een gevaar beide. Een zekere vrees voor gebrek aan beweeglijkheid, voor verstarring en voor het volharden bij de verkregen resultaten is lang niet denk beeldig. Ik heb sterk den indruk gekregen, dat er, met een matig aantal uitzonderingen, te weinig in de breedte geëxperimenteerd is. Er was nog te veel onveranderd in vergelijking met in 1934. Een aantal diensten is in de afgeloopen jaren begonnen de fo- togrammetrie te aanvaarden door de invoering van een bepaalde methode van werken en is thans nog in het stadium, dat men bij deze methode zweert. Natuurlijk zijn er anderen, die nog niet zoo ver zijn en uit een zeker gevoel voor angst voor wijziging van de huidige techniek voorloopig nog afzijdig blijven. Dat is onjuist. Zulke radicale wijzigingen schijnen niet meer in de lucht te han gen. Bovendien zijn er methoden, die bewezen hebben bruikbaar te zijn. Wie zelf geen deel wenscht te nemen aan de ontwikkeling, kan één dier bruikbare methoden toepassen en deze in en met het eigen bedrijf min of meer laten verstarren. Dat is altijd nog beter dan niets te doen en door te gaan volgens de klassieke methode. Toch zal de luchtkaarteering niet tot ontwikkeling komen, indien in de groote diensten op deze wijze verder wordt gewerkt. Men zal zich moeten durven wagen aan experimenten en daarvoor het speurwerk niet van het toeval laten afhangen doch dit moeten or- ganiseeren op de wijze, zooals de industrie, dit doet en zooals dit ook in sommige Overheidsdiensten wordt gedaan. Men zal ver der moeten blijven studeeren in een zekeren onvrede over het be reikte resultaat. Van dezen onvrede heb ik op het congres wat te weinig gemerkt. Met geloof in de voortreffelijkheid van de bereikte resultaten komen wij er niet. Nu kan het natuurlijk zijn, dat men op een congres geneigd is eenige schaduwzijden, die men ook zelf kent, weg te laten en het werk iets meer rozig voor te stellen, dan het in de werkelijkheid verloopt. Ook aan dezen indruk heb ik mij op het Congres niet altijd kunnen onttrekken. In de fotogrammetrie werkt men toch vaak aan den rand van hetgeen eigenlijk bereik baar is, liefst nog op eenigen afstand over deze grens. Dit brengt

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1938 | | pagina 115