<=MkQ* •••■<-, 90 -2 0 ,il+(l+ k*p\ A (o) m,3 Z 'A1 4 ft- r, waarin r een getal is, dat uitsluitend bepaald wordt door den vorm van de figuur: Aan de hand van (6) kan men zeer eenvoudig de m f. mB in de zijde O, O. en msin de lengte van den trek O0 O berekenen. g B B, pi (32(3,-r Daarin is (3{ Bij benadering kan men alle waarden van B gelijk nemen en dus (3\ t/m (3z I. Dat geeft: rn/(; m2(t 1) B2 s - B m\ 4,^1-ï-g- B2 (7) '"l! 1 fJrs B. In een vliegstrook van 100 km met B 2 km, k 1,0, m/; 0 en fj. 1 is: mB 0,007 km. De m. f. in de schaal is daar dus: 3,5 0 oo- Grootere nauwkeurigheid kan men krijgen door dubbele meting met een tweede serie hulppunten, zooals met de fototriangulatie gebruikelijk is. De m. f. in de schaal vermindert evenredig met p' B, mits men k onveranderd laat. In dit opzicht is de beteekenis van de groote-hoekcamera bij de fototriangulatie en bij de kernvlaktriangulatie zeer verschillend. Tabel 1 geeft voor een aantal gangbare cameratypen I -in B 2 ,u s welke m de m. f. in de schaal is op een afstand s; uit het be ginpunt. 1 i

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1938 | | pagina 43