92 mistische waarde aangenomen. In werkelijkheid zal deze zich tus- schen 0,7 en 2,0 bewegen en r dus tusschen 2,5 en 3,2. Verder dient men te bedenken, dat de waarden van [x bij de foto- en kernvlaktriangulatie zeer verschillend kunnen zijn. In de laatste kolom zijn waarden voor mm berekend voor het einde van een strook van 100 km met waarden van /x voor de foto- en kernvlaktriangulatie van resp. 1' en 0',9 (bij f= 20 cm), l',8 (bij 10 cm). Voor de eerste is een waarde genomen uit m 1/2 onze eigen practijk, voor de laatste is genomen xbij welke voor m 0,020 mm, zijnde de instelnauwkeurigheid in het nega tief, is genomen. Ten aanzien van de kernvlaktriangulatie blijkt uit de laatste kolom duidelijk de gunstige werking van de toe vallige fouten in de schaaloverdracht bij de P 20-camera, die niet alleen bij dezelfde schaal maar ook zelfs bij de tweemaal zoo groote schaal belangrijk beter is dan de P 70-camera. De vraag is natuurlijk alleen, of dit ook in de practijk zal kloppen. Dit hangt m.i, alleen daarvan af, of bij de P 20-camera voor m ook 0,020 mm mag worden aangenomen of dat deze waarde tengevolge van on regelmatige krimp van de groote film 30 X 30 cm2 misschien groo- ter zal moeten worden genomen dan bij de P 70-camera. Uit de laatste kolom van tabel 1 zou men ook kunnen conclu- deeren, dat de fototriangulatie een nauwkeuriger schaaloverdracht zou leveren dan de kernvlaktriangulatie. Later zal worden aange toond. dat het omgekeerde het geval is niettegenstaande de zeer gunstige foutenvoortplanting bij de fototriangulatie. Dit is m. i. toe te schrijven aan het feit, dat men bij de kern vlaktriangulatie de waarde van \x niet op bovenstaande manier mag invoeren. Hield men aan het gebruik van form. (7) voor dit geval vast, onder invoering van de in de practijk gevonden waar den van m dan zou men aan den anderen kant tot zeer onwaar schijnlijk kleine waarden voor de middelbare fout in de aanmeting van een punt in het negatief komen. Aan het slot van deze para graaf komen wij hierop terug. Het is verder ook de vraag, of men bij vergelijking van de P 10- en de P 20-camera, uitgaande van dezelfde vlieghoogte, voor de kernvlaktriangulatie het volle verschil in (x tengevolge van het ver schil in brandpuntsafstand, ten gunste van de P 20-camera mag

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1938 | | pagina 45