98
komen tot Mj 15 \j}r. Dit beeldformaat is voor fototriangulatie
dus ongeschikt, tenzij men de lange zijde in de vliegrichting zou
plaatsen, hetgeen echter veel te hooge vliegkosten noodig maakt.
De eerste beoordeelitig van de deugdelijkheid van de ruiten ge
schiedt aan de hand van de z.g. sluitfout w fia §b- Uit het bo
venstaande is wel duidelijk, dat dit bedrag niet bepalend behoeft te
zijn voor de deugdelijkheid van de schaaloverdracht, bijv. indien
slechte wederzijdsche oriënteering van de platen wel zou bijdragen
tot w. Teneinde dit na te gaan zullen we berekenen dw d (fa d
tengevolge van de fouten dl, d 2, d 3 d 10 in de richtingen
1, 2 9, 10
sin (1 2) sin (5 6 -| 9 10)
sin (1 - 2 4 -5) sin (9 - 10)
sin (3 2) sin (7 —6 9 8)
sin (3 2 4 7) sin (9 8)'
Berekent men de difF. quot. enz., dan is onder dezelfde
1
1 k2
aannamen als boven en met P
(13) d W= - p (d 1 d 3 d 8 d 10) (d 5 d 7)
2 p (d 2 d 9) (d 4 d 6).
Neemt men B a dan is p 2 en k 1. Men ziet, dat in
zulke ruiten de richtingen 2 en 9 een dubbele bijdrage leveren voor
de sluitfout en dat de overige richtingen gelijke uitwerking hebben.
Heeft een ruit een zeer hooge sluitfout en de naburige ruiten zijn
normaal, dan ligt de fout in een richting naar een hulppunt. Heeft
men een slechte wederzijdsche oriënteering, dan zullen 2 ruiten
groote w vertoonen, waarbij soms de éène w iets gedempt is. In
die plaat zal dan de slechte oriënteering schuilen.
De vraag rijst, welke beteekenis men aan een hooge sluitfout
moet hechten ten aanzien van de fout d x in den hoek x 6 4
en van de fout d fi in de schaaloverdracht.
(14) d x d 6 d 4 en d(p. [d x].