101
de uitwendige oriënteering bij de opnamen en den aard van het af
gebeelde terrein. Bovendien moet men nagaan of de wijze van
meten van de richtingen bepaalde correlaties tusschen de fouten
d 1 t/'m d 10 kan opwekken, welke in (14), (15) en (16) gesub
stitueerd systematische fouten opleveren.
3. Elementaire fouten in de richtingsmeting bij fototriangulatie.
A. Voortvloeiend uit den aard van het terrein en uit de fouten
in de kennis van de uitwendige oriënteering.
De litteratuur geeft hiervoor verschillende berekeningen.*) Daarin
zijn de „fouten" berekend, die aan de in de hoofdpunten der beelden
gemeten richtingen aankleven tengevolge van de helling i der
optische as van de camera en van eventueele hoogteverschillen
in het terrein. Meestal worden deze invloeden gescheiden be
rekend. Schrijver heeft er echter de voorkeur aan gegeven het
vraagstuk algemeen op te zetten en in één beschouwing te be
rekenen het verschil in den hoek tusschen de perspectivïteitsas
van een opname en de richting uit een punt H naar een punt
P resp. gemeten op aarde en in het beeld, Daarbij is aange
nomen, dat het terrein willekeurige hoogteverschillen vertoont en
dat de ligging van het punt H, willekeurig is en uitgedrukt wordt
door den afstand e en de richting <pegemeten in het met het
hoofdpunt H' van de opname correspondeerende terreinpunt 11.
(Zie fig, 6). Het horizontale vlak kan op iedere hoogte worden
genomen en is hier gelegd door H. De hoogten van P: en H.
zijn resp. j- h en h,.
Het gevraagde verschil A <p rpi rp{ kan zoowel als correctie
aan de in het beeld gemeten richting worden opgevat om te
komen tot de richting in de kaart als omgekeerd.
De heer R. Roelofs, hoofdassistent aan de Technische Hooge-
school, heeft zich belast met de berekening van de waarde van
A cp f(i, <p., <pe, e, he, hc, f). De mathematische ontwikkeling van
de oplossing van dit vraagstuk, die naar schrijver meent, nog
J. Koppmair: Nad i rt riang ul ie rung (Allgemeine Vermessungs-Nach-
richten 1929). R. E. R e h n Fehleruntersuchungen zur Nadirpunkttrian-
gulation (Bildmessung und Luftbildwesen 1929). G. Schweizer: Unter-
suchung und praktische Durchführung einer Radialtriangulation im Hügelland
(Dissertatie, Stuttgart 1931), Prof. A. Buchholtz: Bildpolygonierung bei
gleichmassiger Nadirdistanz und Gelandeneigung (Festschrift Ed. Dolezal 1932).